[appellante] is eigenaar van een perceel aan de [locatie] in Zenderen. Het college heeft op donderdag 27 oktober 2022 geconstateerd dat op dit perceel een tent is opgericht en is ingericht met apparatuur, er aggregaten zijn geplaatst en dat er een zendmast staat om geluidsgolven te verzenden. Het college heeft ook geconstateerd dat via sociale media door Brekdeer FM uitnodigingen zijn verstuurd voor een evenement op vrijdag 28, zaterdag 29 en zondag 30 oktober 2022. In de uitnodiging wordt het volgende beschreven:

"Kom gezellig langs in de feesttent voor een potje pils, gehaktballetje, een dansje en natuurlijk een hoop gezelligheid". Volgens het college organiseert Brekdeer FM grote evenementen in Twente waar honderden mensen op af komen en zendt zij vaak illegaal uit via de ether.
De locaties van de evenementen worden tot het laatste moment geheim gehouden en de uitnodigingen worden via sociale media verspreid.
Het college heeft vanwege deze constateringen aan [appellante] dezelfde dag een last onder dwangsom opgelegd voor het organiseren van een evenement zonder een vergunning zoals is vereist in artikel 2:25 APV.
[appellante] kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester de preventieve last onder dwangsom terecht heeft opgelegd.
De Afdeling volgt het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester de preventieve last onder dwangsom terecht heeft opgelegd vanwege de klaarblijkelijke dreiging dat zonder vergunning een grootschalig, meerdaags, illegaal evenement zou gaan plaatsvinden waarbij bedrijfsmatig alcohol zou worden geschonken. Niet in geschil is dat de situatie op het perceel van [appellante] op 27 oktober 2022 was zoals in de besluitvorming is beschreven en de burgemeester zich daarom op die constateringen heeft mogen baseren. Dat de constateringen van 27 oktober 2022 niet door toezichthouders of de politie op schrift zijn gesteld doet daaraan niet af, nu de feitelijke situatie op 27 oktober niet is betwist. Verder oordeelt de Afdeling dat de burgemeester de preventieve last onder dwangsom terecht aan [appellante] heeft opgelegd, omdat het evenement op haar perceel zou gaan plaatsvinden en zij daarover de beschikkingsmacht had. Tot slot is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de korte begunstigingstermijn noodzakelijk was om de overtreding te voorkomen en dat de last uitvoerbaar was. In wat [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.