Het college heeft op 23 oktober 2023 een handhavingsverzoek van eiseres ontvangen, waarin is verzocht handhavend op te treden tegen overtredingen op een aantal percelen ter hoogte van [adres] waarvan de derde-partijen eigenaar zijn. Met het besluit van 30 mei 2024 heeft het college het handhavingsverzoek van eiseres deels toegewezen en deels afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 december 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij deze gedeeltelijke toewijzing van het handhavingsverzoek gebleven.

In een schriftelijke reactie hebben de derde-partijen erop gewezen dat eiseres in haar handhavingsverzoek niet expliciet om optreden tegen de aanwezigheid van een paardenbak heeft verzocht. Doordat het college in het bestreden besluit alsnog een beslissing heeft genomen ten aanzien van de paardenbak op de percelen [perceel 1] en [perceel 2] , is het buiten de reikwijdte van het handhavingsverzoek getreden. Op de zitting heeft het college zich hierbij aangesloten en gesteld dat handhaving ten aanzien van de paardenbak een niet toegestane uitbreiding is van het oorspronkelijke handhavingsverzoek.
Voorop staat dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling de inhoud van het handhavingsverzoek bepalend is voor de omvang van het geding. De reikwijdte hiervan kan na het primaire besluit niet meer worden uitgebreid (ABRvS 4 juni 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2553).
De rechtbank volgt het standpunt van de derde-partijen en het college niet. In het handhavingsverzoek heeft eiseres ten aanzien van de percelen [perceel 4] , 865, [perceel 6] , [perceel 1] , [perceel 2] en [perceel 3] vermeld dat grote delen van het NNB zijn “ontdaan van begroeiing voor het houden van paarden (…). Te beginnen met een paardebak op kavel [perceel 2] (…), gevolgd door een loopplek op kavel [perceel 5] en verdere kap op deze kavels”.
Het verzoek ziet daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet uitsluitend op het ontdoen van begroeiing, maar ook op andere activiteiten, waaronder de aanwezigheid van de paardenbak. Dat eiseres de paardenbak niet als afzonderlijk handhavingsobject heeft aangeduid, doet daaraan niet af. Het handhavingsverzoek strekt immers tot handhaving van de bestemmingen op de percelen waarmee volgens eiseres alle door haar benoemde activiteiten in strijd zijn. Het college heeft dus terecht ook een beslissing genomen ten aanzien van de paardenbak en is daarmee niet buiten de reikwijdte van het handhavingsverzoek getreden.
Meer weten over de reikwijdte van een handhavingsverzoek en of er wel sprake is hiervan? Lees dan de volgende blogs: