Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over vertrouwensbeginsel als wethouder het desbetreffende pand aan appellant heeft verkocht

Bij besluiten van 17 september 2020 heeft het college van B & W geweigerd om appellant een omgevingsvergunning te verlenen voor het legaliseren van een luifel en bij separaat besluit aan hem een last onder dwangsom opgelegd.

13 August 2025

Samenvatting

Samenvatting



Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.

Aan de koopovereenkomst die appellant heeft gesloten met de eerdere exploitant van zijn horecagelegenheid, kan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat de luifel vergund was. Nog daargelaten de vraag of uit de door appellant aangehaalde zinssnede dat ‘de vereiste vergunning voor de exploitatie van […] het horecabedrijf aanwezig waren’ kan worden afgeleid dat de luifel was gelegaliseerd, betreft het een mededeling die niet is gedaan door het college. De overeenkomst is immers met de voormalige exploitant gesloten en het college was daarin geen partij. Dat de verkoper ook wethouder was, maakt dat niet anders. Zij heeft de overeenkomst immers niet gesloten in haar hoedanigheid van wethouder, zodat daaruit geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend richting het college dat de luifel vergund was of zou worden.

Appellant betoogt daarnaast dat het college in de brief van 6 augustus 2019 aan hem heeft medegedeeld dat de overkapping aan de voorzijde wettelijke goedgekeurd kan worden en dat legalisering van de luifel mogelijk is. Gelet daarop concludeert het college dat zij het verzoek om handhaving van een omwonende afwijst. Volgens hem heeft hij mogen vertrouwen op het standpunt van het college dat legalisatie mogelijk was.

Het college heeft voormelde mededeling gedaan naar aanleiding van een verzoek van een omwonende om handhavend op te treden tegen de luifel. Toen was de aanvraag van de omgevingsvergunning nog niet door appellant ingediend. Gelet daarop kan uit de betreffende mededeling niet het vertrouwen worden ontleend dat de later ingediende aanvraag om omgevingsvergunning ook daadwerkelijk zou worden verleend. Die aanvraag diende immers zelfstandig door het college te worden beoordeeld. Nadat de aanvraag was ingediend, bleek bovendien dat de luifel niet voldeed aan redelijke eisen van welstand. Bovendien bleek dat een groot deel van de luifel op een perceelsgedeelte van de gemeente stond en dat dat perceelsgedeelte bovendien planologisch een verkeersbestemming had. Die omstandigheden stonden aan verlening van de vergunning in de weg.

Artikel delen