Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak raad van state over rol komende instructieregel minister keijzer inzake permanente bewoning recreatiewoningen + invordering reeds verbeurde dwangsommen alvorens instructieregel wordt vastgesteld

De ABRvS heeft op 14 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5527 een uitspraak gedaan over een handhavingszaak waarin aan de orde was of al dan niet geanticipeerd moet worden op de komende instructieregel van minister Mona Keijzer over het onder voorwaarden toestaan van permanente bewoning van recreatiewoningen.

14 November 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Het ontwerp van deze instructieregel is onlangs naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal gestuurd.

Bij besluit van 19 november 2024 heeft het college aan [appellant A] en [partij B] een last onder dwangsom opgelegd wegens het in strijd met het omgevingsplan permanent bewonen van een recreatiewoning. Volgens het college is sprake van een overtreding van art. 5.1, lid 1, onder a Omgevingswet, omdat permanente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, dat onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel v.h. omgevingsplan. Appellanten is gelast om het niet-recreatieve gebruik van hun recreatiewoning te beëindigen en beëindigd te houden.

Het college volgens de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom het in de brief van de minister van VRO van 19 december 2024 aan alle gemeenten over de permanente bewoning van recreatiewoningen geen aanleiding ziet om af te zien van handhavend optreden tegen dit gebruik. Handhaving is daarom in dit geval niet onevenredig, zo concludeert de rechtbank. Zie hieromtrent een eerder blogbericht.

Appellanten betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college had moeten afzien van handhavend optreden vanwege de brief van 19 december 2024. De minister doet hierin een oproep aan de colleges van alle gemeenten om niet handhavend op te treden tegen permanente bewoning van recreatiewoningen in afwachting van een nieuwe instructieregel die permanente bewoning tijdelijk toestaat.

De voorzieningenrechter ziet in wat door [appellanten] in hoger beroep is aangevoerd, geen aanleiding om anders te oordelen dan wat de Rb. heeft gedaan. De vzr. kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank.

Ten overvloede merkt de vzr. op dat het college op de zitting heeft verklaard dat het in afwachting van een eventuele nieuwe instructieregel van de minister niet overgaat tot executie van verbeurde dwangsommen in het geval van niet-recreatief gebruik van recreatiewoningen. De vzr. merkt hierbij op dat de mededeling van het college over de executie van verbeurde dwangsommen na een invorderingsbesluit losstaat van de vraag of de Rb. terecht tot de conclusie is gekomen dat terecht de lasten onder dwangsom zijn opgelegd, die in deze procedure aan de orde is.

Artikel delen