In de uitspraak ABRvS 2 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3971 wordt een oordeel gegeven over de rechtsvraag of er sprake is van een bijbehorend bouwwerk en of dus sprake is van ‘hetzelfde perceel’ als het perceel waarop het hoofdgebouw zich bevindt. Volgens artikel 3, onderdeel 1 bijlage II Bor (en ook artikel 2, onderdeel 3 bijlage II Bor) is in de aangegeven gevallen geen omgevingsvergunning vereist voor een op de grond staand bijbehorend bouwwerk. In de definitiebepaling van artikel 1, lid 1 bijlage II Bor staat dat een bouwwerk om als 'bijbehorend bouwwerk' te kunnen worden aangemerkt zich op hetzelfde perceel moet bevinden als het hoofdgebouw.
Uit artikel 2.3 van het Bor in samenhang met artikel 2, onderdeel 3, en artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II van het Bor volgt dat voor bijbehorende bouwwerken geen omgevingsvergunning vereist is, als voldaan wordt aan de daarin gestelde eisen. Een bouwwerk kan, gelet op de definitiebepaling in artikel 1 van bijlage II van het Bor, alleen worden aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk als het zich op hetzelfde perceel bevindt als het hoofdgebouw.
In het Bor en de daarbij behorende bijlagen ontbreekt een definitie van wat onder het begrip perceel moet worden verstaan. De Afdeling heeft eerder overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 10 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:46, dat voor de vraag of een bouwwerk op hetzelfde perceel staat de feitelijke actuele situatie, waaronder de inrichting en wijze van gebruik van de gronden van belang is. Niet doorslaggevend is of het bouwwerk op hetzelfde kadastrale perceel staat als het hoofdgebouw en of de kadastrale percelen in eigendom zijn van dezelfde persoon. Evenmin is bepalend of op de gronden dezelfde bestemming rust.
Perceel A2573, waarop de woning van [appellanten] staat, is een diep en relatief smal perceel aan de Noordervaartdijk. Aan weerszijden bevinden zich twee vergelijkbare woonpercelen aan de Noordervaartdijk. Perceel A2552 is breder en ligt achter deze drie woonpercelen. Daartussen ligt een sloot van ongeveer 6 m breed. Perceel A2552 is vanaf perceel A2573 te bereiken via een 1,5 m brede brug over die sloot. Met een auto of paardentrailer is perceel A2552 te bereiken via een eigen toegang aan de Taandijk. Ten tijde van het dwangsombesluit en het besluit op bezwaar is perceel A2552 ingericht voor het houden van paarden. Het is een weiland met een paardrijbak. Perceel A2573 is ingericht als tuin bij de woning van [appellanten]. In hoger beroep stellen [appellanten] dat perceel A2552 ook gedeeltelijk is of wordt ingericht als tuin, bijvoorbeeld door de aanleg van een moestuin en een zitje. Dat is echter niet de feitelijke situatie ten tijde van het besluit op bezwaar, daargelaten of dit een ander licht op de zaak zou werpen. Optisch vormen de percelen A2552 en A2573 naar het oordeel van de Afdeling niet één geheel. De aangelegde brug verbindt de percelen weliswaar, maar daarmee maakt het weiland visueel nog geen onderdeel uit van de tuin of de tuin van het weiland. In hoger beroep stellen [appellanten] dat een bomenhaag is aangeplant die volgens hen maakt dat de percelen landschappelijk gezien wel één geheel vormen. De bedoelde bomenhaag, wat daarvan zij, was er ten tijde van de hier in geding zijnde besluitvorming echter nog niet en maakt dus geen deel uit van de in aanmerking te nemen feitelijke situatie. Dat voer en stro voor de paarden in de schuur op perceel A2573 worden opgeslagen en nutsvoorzieningen worden gedeeld, is verder niet voldoende om de twee percelen aan te merken als hetzelfde perceel.
Omdat de feitelijke situatie van belang is en niet het bestemmingsplan, heeft de rechtbank de betogen over de bestemming en het overgangsrecht buiten beschouwing mogen laten. Overigens valt niet in te zien dat de bestemming van perceel A2552, zonder bouwvlak, niet kan worden gerealiseerd als dit niet samen met perceel A2573 als één perceel wordt aangemerkt. Het bestemmingsplan staat er bijvoorbeeld niet aan in de weg dat alleen perceel A2552 als weiland wordt ingericht en wordt gebruikt voor het hobbymatig houden van paarden. Verder zijn de containers pas in 2020 op perceel A2552 geplaatst. Het overgangsrecht uit het geldende bestemmingsplan "Krommenie", dat op 4 juli 2013 is vastgesteld, is daarop niet van toepassing.
Gelet op de feitelijke actuele situatie heeft de rechtbank terecht overwogen dat de percelen A2552 en A2573 niet zijn aan te merken als "hetzelfde perceel" en dat de containers dus geen bijbehorende bouwwerken zijn als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Bor. De containers mochten daarom niet zonder omgevingsvergunning op perceel A2552 worden geplaatst.
Bijbehorend bouwwerk onder de Omgevingswet?
In de bruidsschat is in artikel 22.27 (uitzondering op de vergunningplicht van artikel 22.26 bruidsschat) en artikel 22.36 bruidsschat ook de term ‘bijbehorend bouwwerk’ opgenomen. Ook in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) komt in artikel 2.29 Bbl het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ voor. In de bijlage bij artikel 1.1 Bbl is ‘bijbehorend bouwwerk’ gedefinieerd als:
“uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak”.
Dit is dezelfde definitie als in artikel 1, lid 1 van bijlage II Bor: “uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak”.
Uit de memorie van toelichting bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet (Staatsblad 2020, nr. 400, p. 1532) volgt dat het inderdaad de bedoeling van de wetgever is dat het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ ongewijzigd blijft ten opzichte van wat was bedoeld onder bijlage II Bor. In de memorie van toelichting staat:
"De begrippen «achtererfgebied», «antennedrager», «antenneinstallatie», «bijbehorend bouwwerk», «daknok», «dakvoet», «gebouwerf», «hoofdgebouw», «huisvesting in verband met mantelzorg», «mantelzorg», «openbaar toegankelijk gebied» en «voorerfgebied» houden alle verband met afdeling 2.3 afbakening vergunningplichten.
Deze begrippen zijn overgenomen uit bijlage II bij het Besluit Omgevingsrecht en worden niet inhoudelijk gewijzigd. Beoogd is dan ook dat deze begrippen in de rechtspraktijk ongewijzigd kunnen blijven worden toegepast.