Op deze interessante rechtsvraag gaf de ABRvS een antwoord in de uitspraak van 16 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1691). [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het bouwwerk niet vergunningsvrij is. Ten eerste gaat het volgens hem om een bouwwerk dat op de grond staat. Dat het op palen staat en dat de vloer van het bouwwerk hoger ligt, maakt dat volgens hem niet anders. Ten tweede staat het bouwwerk in het achtererfgebied. Ten derde is er geen sprake van enige wijziging aan de draagconstructie. Om al deze redenen is het bouwwerk volgens [appellant] vergunningsvrij.
Of een bouwwerk vergunningsvrij is of niet, is geregeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. In artikel 2 staan, kort gezegd, de gevallen waarin een bouwwerk vergunningsvrij is, ook als het in strijd met het bestemmingsplan is. In artikel 3 staan de gevallen waarin een bouwwerk vergunningsvrij is, zolang het in overeenstemming met het bestemmingsplan is.
Het bouwwerk staat in het achtererfgebied. Uit bijlage II van het Bor volgt niet dat het bouwwerk alleen al daarom vergunningsvrij is. Zowel in artikel 2, onderdeel 3, als in artikel 3, onderdeel 1, is onder meer de voorwaarde gesteld dat het moet gaan om een "op de grond staand" bijbehorend bouwwerk.
De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat het bouwwerk van [appellant] niet "op de grond staat" zoals hier bedoeld. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen moeten uitzonderingen op de hoofdregel dat bouwwerken omgevingsvergunningplichtig zijn, beperkt worden uitgelegd. De Afdeling verwijst als voorbeeld naar haar uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2706, onder 5.3.3. De rechtbank heeft terecht betekenis toegekend aan de nota van toelichting op het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 134). Daarin staat over de voorwaarde dat een bijbehorend bouwwerk op de grond moet staan het volgende:
"Kelders en aan- en uitbouwen op een bovenverdieping kunnen dus niet beschouwd worden als bijbehorend bouwwerk in de zin van deze bijlage. Met bouwen op de grond is ook bedoeld dat de begane grond vloer van het bijbehorende bouwwerk op normale wijze aansluit op het aansluitende afgewerkte terrein. Dat wil dus niet zeggen dat met verdiepte vloeren bewerkstelligd kan worden dat er twee bouwlagen ontstaan met verblijfsgebied. Met op de grond is overigens niet bedoeld dat het bouwwerk niet zou mogen worden voorzien van een fundering «op staal» of een fundering bestaande uit heipalen. Indien voor het betrokken bijbehorende bouwwerk heiwerkzaamheden nodig zijn, kunnen deze zonder omgevingsvergunning plaatsvinden. Ook een normale kruipruimte is binnen deze regeling toegestaan."
Hieruit volgt dat bouwwerken die niet op normale wijze aansluiten op het aansluitend afgewerkte terrein, niet onder "op de grond staand" vallen. De vloer van het bouwwerk van [appellant] sluit niet op normale wijze aan op het aansluitende afgewerkte terrein. De Afdeling is het niet eens met [appellant] dat het hoogteverschil tussen de vloer van het bouwwerk en het terrein van zo'n 80 cm te klein is om betekenis aan toe te kennen.
Op het punt van [appellant] dat het bouwwerk toch vergunningsvrij is, omdat er geen werkzaamheden aan de draagconstructie hebben plaatsgevonden, overweegt de Afdeling dat [appellant] kennelijk doelt op artikel 3, onderdeel 8, van bijlage II van het Bor. Daarin staat dat een verandering van een bouwwerk waarbij geen verandering van de draagconstructie plaatsvindt, onder omstandigheden vergunningsvrij is. In dit geval gaat het echter niet om een verandering van een bouwwerk, maar om de oprichting van een bouwwerk. Alleen al daarom is artikel 3, onderdeel 8, hier niet van toepassing.
De conclusie is dat het bouwwerk niet vergunningsvrij is. [appellant] heeft geen omgevingsvergunning voor het bouwen van het bouwwerk. Dit levert een overtreding op.
Ook voor de situatie onder de Omgevingswet blijft de Afdelingsuitspraak relevant, omdat ook in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) als in de bruidsschat/tijdelijke deel omgevingsplan ook wordt gesproken van 'op de grond staande' bouwwerken. Ook in artikel 2.25, onder a en d en artikel 2.27, lid 2, onder g Bbl wordt de zinsnede 'op de grond staand' gehanteerd. Ook in artikel 22.27, onder a, onder 1° van de bruidsschat wordt deze terminologie gehanteerd. Om te bepalen of een bouwwerk al dan niet 'op de grond staat' kan dus ook onder vigeur van de Omgevingswet gebruik worden gemaakt van de Afdelingsuitspraak.