Uitspraak waarin ook wordt ingegaan op de bebouwingscontour houtkap onder de Omgevingswet
De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 20 mei 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:2319 een uitspraak gedaan over de bepaling van de grens van de 'bebouwde kom' onder de Wnb. De Rb. gaat ook in op de 'bebouwingscontour houtkap' onder de Omgevingswet.
Overwogen wordt dat wat onder ‘bebouwde kom’ in de Wnb moet worden verstaan niet duidelijk is. Het begrip ‘bebouwde kom’ is in de Wnb en ook in de daarvoor geldende Boswet niet gedefinieerd. Ook de wetsgeschiedenis biedt geen aanknopingspunten voor de uitleg van dit begrip, behalve dat daaronder niet hetzelfde wordt verstaan als onder het begrip bebouwde kom in de Wegenwet.Onder deOmgevingswetkomt de vaststelling van de grenzen bebouwde kom terug in art. 5.165b Bkl. Dat artikel bepaalt dat in een omgevingsplan voor de toepassing van art.11.111, lid 2, onder a Bal een bebouwingscontour houtkap wordt aangewezen aansluitend aan stedelijk gebied. Dit betekent dat onder de Ow de bebouwingscontour houtkap deel is gaan uitmaken van het omgevingsplan, waarin de nadruk ligt op ruimtelijke aspecten. De ruimtelijke afwegingen die gemeenten in het kader van een omgevingsplan maken bepalen ook de keuzes omtrent verstedelijking en de (wijze van) bescherming van houtopstanden binnen de bebouwingscontour. Gelet op deze systematiek ligt het onder de Ow voor de hand dat met het ter inzage leggen van het ontwerp omgevingsplan waarin is voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling die leidt tot een uitbreiding van stedelijk gebied, tegelijkertijd ook de wijziging van de bebouwingscontour houtkap wordt meegenomen.Voor het standpunt van eisers, dat de grenzen bebouwde kom pas mogen worden aangepast als een vastgesteld bestemmingsplan eenmaal onherroepelijk is en de verstedelijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, zijn geen aanknopingspunten te vinden in de Wnb of in de daarvoor geldende Boswet. Ook gelet op hoe de bebouwingscontour houtkap in de Ow is geregeld volgt de Rb. deze uitleg niet.Dat betekent niet dat er ten tijde van de vaststelling van een uitbreiding van de bebouwde kom Wnb niet tenminste een bepaalde mate van zekerheid moet bestaan dat de uitbreiding van het stedelijk gebied ook planologisch kan worden gefaciliteerd. Volgens de Rb. kan daarom een besluit tot uitbreiding van de bebouwde kom Wnb niet eerder worden genomen dan het moment waarop een bestemmingsplan wordt vastgesteld waarmee planologisch in de uitbreiding van het stedelijk gebied wordt voorzien. Dat met de vaststelling of verlegging van de grenzen bebouwde kom vooruit wordt gelopen op de vaststelling van een bestemmingsplan vindt de rechtbank te ver gaan.