In deze zaak heeft appellant een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakopbouw en dakterras op zijn woning in Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders weigerde de vergunning en besloot geen afwijking te verlenen van het geldende bestemmingsplan. Het betreft het bestemmingsplan "Museumkwartier Valeriusbuurt” en onder verwijzing naar planregels betreffende de maximale bouwhoogte, artikel 19.2.2 Bestemmingsplan. Het college is niet bereid om gebruik te maken van de afwijkingsregeling uit artikel 25, onder a, onderdeel 6, van de planregels.

Appellant stelde dat het college na het verstrijken van de beslistermijn alsnog had moeten besluiten, en voerde aan dat de brief waarin een verlenging van de termijn werd medegedeeld onjuist geadresseerd was. De Afdeling oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze brief correct is verzonden, waardoor de beslistermijn niet verlengd was. Op grond van artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 4:20b van de Algemene wet bestuursrecht is derhalve een vergunning van rechtswege ontstaan. Het college had derhalve niet voltrokken mogen afwijken van het bestemmingsplan. De uitspraak vernietigt eerdere besluiten en verplicht het college om de vergunning alsnog als verleend te erkennen, met een kostenveroordeling voor het college.