Verzoekers willen de start van heiwerk tegenhouden uit vrees voor trillingsschade aan hun woningen. Zij komen op tegen een verleende omgevingsvergunning voor technisch bouwen en een Bopa bij de Voorzieningenrechter.
De technische bouwactiviteit wordt bij een nieuw bouwwerk alleen verleend als aannemelijk is dat wordt voldaan aan de regels van hoofdstuk 4 van het Bbl en de maatwerkregels die op grond van artikel 4.7 van dat besluit in het omgevingsplan zijn gesteld.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in hoofdstuk 4 van het Bbl geen regels over trillingshinder en -schade zijn vastgelegd.
Daarnaast bevat het omgevingsplan daarover geen maatwerkregels.
Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd over de door hen gevreesde trillingsschade in de bouwfase, kan dus de rechtmatigheid van de verleende toestemming voor de technische bouwactiviteit niet aantasten, aldus de Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 31 oktober 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21067
De voorzieningenrechter sluit niet uit dat eventuele schade aan de woningen van verzoekers door bouwwerkzaamheden een door het college af te wegen aspect is in het kader van deze evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Steun hiervoor ziet de voorzieningenrechter in de rechtspraak die is gevormd onder de Wabo. Uit die rechtspraak volgt echter ook dat de te verwachten schade als gevolg van de uitvoering van een bouwplan slechts een rol kan spelen in de te maken belangenafweging, als op voorhand vaststaat dat de bouwwerkzaamheden onvermijdelijk tot schade aan de omgeving zullen leiden. Die situatie doet zich in dit geval niet voor.
De voorzieningsrechter wijst het verzoek af.
