Belanghebbende is eigenaar van een perceel in Koewacht. Op dit perceel staan onder andere loodsen en een bedrijfswoning. Belanghebbende wilde om deze loodsen goed te kunnen bereiken een geasfalteerde weg aanleggen die aansluit op de weg ‘Tragel’. Deze weg is in beheer van het waterschap Scheldestromen. Bij besluit van 7 juli 2021 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap een ontheffing verleend voor het aanleggen van een uitweg op de weg Tragel. Op 2 december 2021 heeft het dagelijks bestuur na bezwaar van appellanten dit besluit in stand gelaten. Bij besluit van 14 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen vervolgens een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van een stuk grond in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen deze besluiten ongegrond. Appellanten gingen tegen deze uitspraak in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In hoger beroep voerden appellanten aan dat de rechtbank heeft miskend dat het college een foutieve belangenafweging heeft verricht. Appellanten stelden dat de ontsluiting van de weg niet noodzakelijk was en dat de strook grond ook voor agrarische doeleinden mag worden gebruikt, en dus niet enkel voor privédoeleinden. Hierbij had het college geen rekening gehouden. Daarnaast heeft het college volgens appellanten geen rekening gehouden met het feit dat er in de bedrijfswoning op het genoemd perceel meer dan één huishouden gevestigd is.
De Afdeling overwoog dat het college inderdaad geen goed beeld had van de af te wegen belangen. Het college heeft ontoereikend gemotiveerd waarom een nieuwe ontsluiting op de Tragel noodzakelijk was. Daarnaast is volgens de Afdeling niet duidelijk welk privégebruik het college bedoelt in het bij de vergunning opgenomen voorschrift dat alleen privégebruik van de nieuwe weg is toegestaan. De omstandigheid dat er inderdaad meerdere huishoudens zijn gevestigd in de bedrijfswoning speelt hierbij ook mee. Het college is hierbij ook uitgegaan van de verkeerde bestemming. De weg kan uitgaande van de vergunning alleen worden gebruikt ten behoeve van ‘wonen’, terwijl op het perceel een bedrijfsbestemming ligt. Concluderend oordeelde de Afdeling om deze redenen dat het college de relevante feiten en omstandigheden onvoldoende in beeld had, waardoor het besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. De overige gronden van appellant met betrekking tot de verleende slaagden echter niet.
Het hoger beroep is hiermee gegrond en de Afdeling vernietigt het besluit op grond van de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het is nu aan het college om op basis van deze uitspraak te bepalen of de omgevingsvergunning verleend kan worden.