Op die interessante rechtsvraag gaf de Rechtbank Limburg antwoord in een op 27 september 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:6418 gepubliceerde uitspraak.
Eerst voor de duidelijkheid het feitenrelaas.
Op 23 juni 2023 heeft verweerder een aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor een bruin- en witgoedwinkel op de [adres] in [plaats].
Op 1 augustus 2023 heeft verweerder de termijn voor de beslissing op de aanvraag verlengd.
Op 28 september 2023 heeft verweerder een besluit op de aanvraag genomen en daarbij de omgevingsvergunning geweigerd.
Bij brief van 29 september 2023 (door verweerder ontvangen op 2 oktober 2023) heeft eiser aan verweerder meegedeeld dat verweerder niet binnen de beslistermijn een besluit heeft bekendgemaakt en gesteld dat verweerder in gebreke is.
Bij brief van 19 oktober 2023 (ontvangen door verweerder op 23 oktober 2023) heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de weigering van de omgevingsvergunning (dus tegen het besluit van 28 september 2023).
Op 1 november 2023 heeft eiser onderhavig beroep ingediend wegens het niet (tijdig) bekendmaken van de volgens eiser van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
Op 19 februari 2024 heeft verweerder een besluit genomen op het bezwaar van eiser tegen de van de omgevingsvergunning. Het bezwaar is daarbij ongegrond verklaard onder instandlating van de weigering van de omgevingsvergunning. Tegen dit besluit heeft eiser geen beroep ingesteld. Dit besluit is derhalve onherroepelijk.
Niet in geschil is dat op de voorbereiding van het besluit op de omgevingsvergunningaanvraag de reguliere procedure van toepassing is. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 18 augustus 2023 (acht weken na ontvangst aanvraag) een besluit op de aanvraag had moeten nemen, tenzij verweerder voor die datum de beslistermijn heeft verlengd. Dat kan met ten hoogste zes weken. Als niet uiterlijk op de laatste dag van de (verlengde) termijn is beslist, dan is de vergunning van rechtswege verleend. In geschil is de vraag of verweerder de beslistermijn daadwerkelijk heeft verlengd (zoals hiervoor onder 8 vermeld) en zo ja, tot wanneer.
De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels, op 28 september 2023, alsnog zelf een besluit heeft genomen op de aanvraag, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1245) volgt dat als een reëel besluit op de aanvraag is genomen waartegen eiser een rechtsmiddel heeft aangewend, in die procedure de mogelijkheid bestaat om de vraag aan de orde te stellen of verweerder nog bevoegd was om dat besluit te nemen, nu naar eiser stelt daaraan voorafgaand de gevraagde omgevingsvergunning reeds van rechtswege was verleend. Nu het alsnog genomen besluit in onderhavige zaak reeds genomen was en eiser daartegen bezwaar had gemaakt toen eiser onderhavig beroep instelde, heeft eiser, zo volgt uit voornoemde uitspraak geen actueel en reëel belang bij de beoordeling in beroep van de vraag of sprake is van niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende vergunning.
In dit verband wijst de rechtbank ook op de uitspraak van de Afdeling van 15 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2071). In die uitspraak overweegt de Afdeling dat indien een gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, een bestuursorgaan weliswaar niet meer bevoegd is om op de aanvraag te beslissen, maar dat dit niet maakt dat een alsnog genomen besluit van rechtswege nietig is.
Indien een alsnog genomen reëel besluit niet tijdig in rechte wordt bestreden, verkrijgt dat besluit formele rechtskracht en treedt het in de plaats van de van rechtswege verleende vergunning. Die situatie doet zich ook hier voor, althans in zoverre dat als sprake zou zijn van een van rechtswege verleende vergunning, deze inmiddels is vervangen door het daarna genomen besluit tot weigering van de vergunning. Tegen dit alsnog genomen besluit tot weigering van de vergunning is weliswaar bezwaar gemaakt, maar tegen het besluit op bezwaar (waarbij de weigering in stand is gebleven) is geen beroep ingesteld, waardoor de weigering van de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden.
Eiser heeft zijn beroep tegen het niet (tijdig) bekendmaken pas ingesteld nadat het reële besluit alsnog genomen was en nadat hij daartegen bezwaar had gemaakt. Eiser heeft daarmee met onderhavige procedure een tweede procedure aanhangig gemaakt – namelijk eerst een bezwaarprocedure bij verweerder tegen het alsnog genomen besluit en vervolgens een beroepsprocedure tegen het niet bekendmaken van een volgens eiser reeds eerder, van rechtswege ontstaan besluit – over materieel hetzelfde vraagstuk. Het ligt dan in de risicosfeer van eiser als hij berust in de uitkomst van die eerste procedure.
Onder de Omgevingswet bestaat de rechtsfiguur van de vergunning van rechtswege niet meer
YS: Per 1 januari 2024 is de regeling van de omgevingsvergunning van rechtswege niet meer van toepassing, ook niet meer voor vergunningaanvragen die nog vóór 1 januari 2024 zijn aangevraagd en die onder het overgangsrecht vallen en dus nog met toepassing van de Wabo vergund zullen worden. Artikel 4.3 Invoeringswet Ow regelt dit uitdrukkelijk. Daarom zal de lex silencio positivo met onmiddellijke werking per 1 januari 2024 komen te vervallen (zie Kamerstukken II, 2017-2018, 34 986, nr. 3, p. 454).
Voor 1 januari 2024 ontstane omgevingsvergunningen van rechtswege kunnen ná 1 januari 2024 nog wel worden gepubliceerd.[Rb. Midden-Nederland 14 december 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6749].