De Rechtbank Overijssel ging in een uitspraak van 28 oktober 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6214 in op de vraag of een ingediend handhavingsverzoek wel als zodanig kon worden gekwalificeerd.

Op 18 mei 2025 hebben [eisers], een verzoek ingediend om handhaving van de voorschriften voor recreatievaartuigen in de haven van Zwartsluis. De tekst van dit handhavingsverzoek luidt als volgt:
“Zoals u in uw eigen besluit tot handhaving stelt, bent u verplicht op te treden tegen illegale activiteiten en/of overtredingen. Daarvoor is feitelijk niet eens een handhavingsverzoek nodig, laat staan een gedetailleerde omschrijving van welke voorschriften worden overtreden.
Wij verzoeken u dan ook nogmaals om daadwerkelijk handhavend op te treden tegen de aanhoudende overtredingen van welk voorschrift dan ook uit de verleende omgevingsvergunning.”
De rechtbank is van oordeel dat het op 18 mei 2025 door [eisers] ingediende handhavingsverzoek niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van art. 1:3, lid 3 Awb. Hiervoor is van belang dat het door [eisers] gedane verzoek in hoge mate onbepaald is. Zo worden geen concrete overtredingen van wettelijke voorschriften genoemd waartegen het college handhavend zou moeten optreden. De algemene verwijzing naar “aanhoudende overtredingen van welk voorschrift dan ook uit de verleende omgevingsvergunning” in het verzoek van 18 mei 2025 is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet. Nu geen sprake is van een aanvraag, was het college dan ook niet gehouden om op dit verzoek te beslissen.
Meer weten of een handhavingsverzoek voldoende concreet is om als zodanig te kunnen worden aangemerkt? Lees dan mijn annotatie hierover in de Gemeentestem.
Ook heb ik recentelijk blogartikelen gepubliceerd over andere uitspraken hieromtrent.