Op 30 januari 2020 heeft appellant een omgevingsvergunning aangevraagd voor onder meer het bouwen van een woonark met bijgebouw. Het college had zich op het standpunt gesteld dat een woonark niet in het bestemmingsplan paste, omdat in de planvoorschriften geen bouwregels voor woonarken zijn opgenomen. Vanwege deze strijd met het bestemmingsplan had appellant de aanvraag moeten voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, volgens het college. Toen appellant deze niet had overgelegd, heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld.
De rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag buiten behandeling mocht laten, omdat een ruimtelijke onderbouwing ontbrak. De Afdeling is het daar niet mee eens en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Onder verwijzing naar een uitspraak van 17 december 2014 overweegt de Afdeling dat een beschrijving in hoofdlijnen de wijze weergeeft waarop de doeleinden van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Wanneer een in de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen artikel duidelijk en concreet is geformuleerd, kan dit functioneren als rechtstreeks toetsingskader.
In casu was dat het geval. Op de plaats waar de woonark moest komen, is de bestemming “Water met natuur- en landschapswaarde” van toepassing. In de planvoorschriften zijn de doeleinden van deze bestemming opgenomen en in het tweede lid van dit artikel staat de beschrijving in hoofdlijnen bij die bestemming. Uit de planvoorschriften blijkt dat de gronden met de bestemming “Water met natuur- en landschapswaarde” en waar tevens op de plankaart ’ligplaats voor een permanent woonschip’ staat aangegeven, mede bestemd zijn voor een permanent woonschip. Niet in geschil is dat de locatie waarvoor appellant een aanvraag heeft gedaan om een woonark te bouwen mede bestemd is voor een ligplaats voor een permanent woonschip. Het planologisch gebruik van die locatie voor een permanent woonschip is daarom toegestaan.
De Afdeling is van oordeel dat de beschrijving in hoofdlijnen in de planvoorschriften voldoende duidelijk en concreet is geformuleerd, zodat dit als rechtstreeks toetsingskader voor het bouwplan kan gelden. In dat artikel is namelijk de maximale lengte, breedte, goothoogte, nokhoogte en inhoud vastgelegd die geldt voor een woonschip, en vastgelegd dat per aanduiding die op de plankaart is aangegeven slechts één ligplaats voor een woonschip is toegestaan.
Uit deze uitspraak blijkt dat de doeleindevoorschriften geen toestemming geven voor een bouwplan. In beginsel zijn daar ook bouwregels voor nodig. Indien echter een in de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen artikel duidelijk en concreet is geformuleerd, kan een bouwplan daaraan getoetst worden. Indien het bouwplan daarmee in overeenstemming is, dan zal de omgevingsvergunning moeten worden verleend, ook al ontbreken er bouwregels voor het betreffende bouwwerk.