De officier van justitie is belast met de opsporing van de strafbare feiten waarvan de rechtbank in het arrondissement waarin hij is aangesteld, kennisneemt, alsmede met de opsporing binnen het rechtsgebied van die rechtbank van de strafbare feiten waarvan andere rechtbanken kennisnemen.
Hij geeft daartoe bevelen aan de overige personen met de opsporing belast.
Zoo de opsporing door hem persoonlijk geschiedt, doet hij van zijne bevinding blijken bij proces-verbaal opgemaakt op zijn ambtseed; daarbij moeten tevens zooveel mogelijk uitdrukkelijk worden opgegeven de redenen van wetenschap.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Aanwijzing Wet politiegegevens en de rol van de officier van justitie
tekst: tekst
Algemene douanewet
artikel: 11:3
Algemene wet inzake rijksbelastingen
artikel: 80
Besluit Buitengewone Rechtspleging
artikel: 24
Besluit politiegegevens buitengewoon opsporingsambtenaren
artikel: 6, 7
Circulaire bekwaamheidseisen buitengewoon opsporingsambtenaar
bijlage: bijlage
Wetboek van Strafvordering
artikel: 148a, 148b, 148ba, 464
(01-08-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
06-12-2001 |
10-12-2001 |
||||||
wijziging |
16-03-1967 |
Stb. 1967, 152 |
16-03-1967 |
Stb. 1967, 152 |
||||
nieuwe-regeling |
15-01-1921 |
Stb. 1921, 14 |
04-12-1925 |
Stb. 1925, 465 |