Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3.46 [Geldend t/m 31-12-2023]

  • 1

    Het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen vindt plaats op ten minste:

    • a.

      100 meter afstand tot een geurgevoelig object dat binnen de bebouwde kom is gelegen, of

    • b.

      50 meter afstand tot een geurgevoelig object dat buiten de bebouwde kom is gelegen.

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing op het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen, indien de plaats waar deze bedrijfsstoffen zijn opgeslagen, is gelegen binnen een van de afstanden genoemd in dat lid, het opslaan reeds voor 1 januari 2013 plaatsvond en verplaatsing van de opgeslagen bedrijfsstoffen redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

  • 3

    Indien het tweede lid van toepassing is:

    • a.

      treft degene die de inrichting drijft maatregelen of voorzieningen die geurhinder voorkomen of tot een aanvaardbaar risico beperken, en

    • b.

      geeft degene die de inrichting drijft op verzoek van het bevoegd gezag aan welke maatregelen of voorzieningen hij daartoe heeft getroffen of zal treffen.

  • 4

    Het eerste lid is niet van toepassing op het opslaan van vaste dierlijke meststoffen die niet afkomstig zijn van landbouwhuisdieren. Het opslaan van vaste dierlijke meststoffen die niet afkomstig zijn van landbouwhuisdieren vindt plaats:

    • a.

      in een afgesloten voorziening voor een periode van ten hoogste twee weken, of

    • b.

      op ten minste 50 meter afstand tot een geurgevoelig object.

  • 5

    In afwijking van het eerste lid vindt het opslaan van kuilvoer plaats op ten minste 25 meter afstand tot een geurgevoelig object.

  • 6

    Indien de afstand van het opslagen kuilvoer, niet zijnde knolgewassen, wortelgewassen of fruit, tot een geurgevoelig object minder dan 50 meter bedraagt, is het opslagen kuilvoer afgedekt, behoudens de periode dat veevoeder aan de veevoederopslag wordt toegevoegd of onttrokken.

  • 7

    De afstanden, genoemd in het eerste lid en vierde tot en met zesde lid, worden gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde punt van de plaats waar de agrarische bedrijfsstoffen zijn opgeslagen.

  • 8

    Het bevoegd gezag kan, indien blijkt dat de geurhinder een aanvaardbaar niveau overschrijdt, onverminderd artikel 2.7a, bij maatwerkvoorschrift eisen stellen aan:

    • a.

      de situering van de plaats van de opgeslagen bedrijfsstoffen;

    • b.

      het afdekken van de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen, of

    • c.

      de frequentie van de afvoer van de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen.

  • 9

    Het eerste lid en vierde tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op in plastic folie verpakte veevoederbalen.

Informatie geldend op 30-12-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

Geen

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(30-12-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2024

intrekking-regeling

16-09-2020

Stb. 2020, 400

05-04-2023

Stb. 2023, 113

01-01-2016

wijziging

18-09-2015

Stb. 2015, 337

21-11-2015

Stb. 2015, 450

01-01-2013

nieuw

14-09-2012

Stb. 2012, 441

05-12-2012

Stb. 2012, 643