Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3.114 [Geldend t/m 31-12-2023]

  • 1

    Binnen een inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden in een dierenverblijf dat is gelegen binnen een zeer kwetsbaar gebied of in een zone van 250 meter rondom een zodanig gebied, vindt het uitbreiden van het aantal landbouwhuisdieren van een of meer diercategorieën niet plaats, tenzij:

    • a.

      de ammoniakemissie na de uitbreiding niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie uit de tot de inrichting behorende dierenverblijven die de inrichting:

      • 1°.

        voorafgaand aan de uitbreiding zou mogen veroorzaken, indien de emissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde, of

      • 2°.

        voorafgaand aan de uitbreiding mocht veroorzaken, indien deze lager is dan de ammoniakemissie als bedoeld onder 1°;

    • b.

      in de inrichting op 31 december 2001 melkrundvee werd gehouden, de uitbreiding uitsluitend melkrundvee betreft en de ammoniakemissie na de uitbreiding niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie die een melkrundveehouderij met 200 stuks melkvee en 140 stuks vrouwelijk jongvee in geval van oprichting zou veroorzaken, indien de ammoniakemissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde;

    • c.

      de uitbreiding schapen of paarden betreft;

    • d.

      de uitbreiding dieren betreft die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, of

    • e.

      de uitbreiding dieren betreft die worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

  • 2

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het zodanig wijzigen van een huisvestingssysteem dat de ammoniakemissie per dierplaats toeneemt, tenzij de wijziging bestaat uit een aanpassing van het systeem die noodzakelijk is op grond van de wettelijke voorschriften op het gebied van dierenwelzijn en slechts voor zover het aantal dierplaatsen niet wordt uitgebreid.

  • 3

    Voor het bepalen van de ammoniakemissie uit de dierenverblijven die de inrichting voorafgaand aan de uitbreiding, bedoeld in het eerste lid, zou mogen veroorzaken, worden de ammoniakemissie van de dieren waarvoor eerder een vergunning is verleend met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdelen c tot en met f, dan wel artikel 7, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet ammoniak en veehouderij, en de ammoniakemissie van de dieren waarmee de inrichting op grond van het eerste lid, onderdelen b, c, d of e, is uitgebreid, niet meegerekend.

Informatie geldend op 30-12-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Activiteitenbesluit milieubeheer
    artikel: 3.114a, 3, 3.111, 3.112

  2. Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet
    artikel: 7ae, 7af

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(30-12-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2024

intrekking-regeling

16-09-2020

Stb. 2020, 400

05-04-2023

Stb. 2023, 113

01-01-2013

nieuw

14-09-2012

Stb. 2012, 441

05-12-2012

Stb. 2012, 643