Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3.37 [Geldend t/m 31-12-2023]

  • 1

    Een ondergrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages die is afgekeurd, wordt binnen acht weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 3.35, tweede lid, verwijderd.

  • 2

    Degene die een ondergrondse opslagtank overeenkomstig het eerste lid verwijdert, verwijdert de ondergrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages binnen acht weken na het verstrijken van de keuringstermijn. Indien verwijdering als gevolg van de ligging redelijkerwijs niet kan worden gevergd wordt de ondergrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages binnen acht weken na het verstrijken van de keuringstermijn onklaar gemaakt.

  • 3

    Het verwijderen of het onklaar maken van een ondergrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages geschiedt overeenkomstig het daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument door een bedrijf, dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit en wordt ten minste tien dagen voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag.

  • 4

    Na het verwijderen of het onklaar maken van de ondergrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages wordt een door een bedrijf als bedoeld in het derde lid, opgestelde schriftelijke rapportage van het verwijderen of het onklaar maken binnen drie maanden na afronding van de werkzaamheden aan het bevoegd gezag overgelegd. In deze rapportage worden ten minste vermeld:

    • a.

      het adres waar de opslagtank is gelegen met een nadere aanduiding van de situering;

    • b.

      de vloeistoffen die in de opslagtank opgeslagen zijn geweest, en

    • c.

      indien de opslagtank onklaar gemaakt is, de wijze van het onklaar maken en de toegepaste vulmassa.

  • 5

    Voordat een ondergrondse opslagtank onklaar wordt gemaakt wordt deze inwendig gereinigd.

  • 6

    Indien de ondergrondse opslagtank onklaar wordt gemaakt, wordt de ondergrondse opslagtank na het inwendig reinigen gevuld met een inerte vulmassa overeenkomstig het daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument door een bedrijf, dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit en wordt het vulpunt verwijderd, dan wel worden andere maatregelen getroffen, die verder gebruik voorkomen.

  • 7

    Het inwendig reinigen van een ondergrondse opslagtank vindt plaats overeenkomstig een krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument, door een instelling, die daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit.

Informatie geldend op 17-11-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

Geen

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(17-11-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2024

intrekking-regeling

01-12-2020

Stcrt. 2020, 64380

Stcrt. 2023, 11246

01-12-2013

wijziging

22-11-2013

Stcrt. 2013, 32887

22-11-2013

Stcrt. 2013, 32887

01-01-2008

nieuwe-regeling

09-11-2007

Stcrt. 2007, 223

09-11-2007

Stcrt. 2007, 223

Inwtr. 1

wijziging

09-11-2007

Stcrt. 2007, 223

20-12-2007

Stb. 2007, 571

Opmerkingen

  • 1) Treedt voor zover het de opslag van afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks betreft, ten aanzien van inrichtingen waar geen gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen, in werking met ingang van 17 maart 2008 (Stcrt.2008/50).Treedt voor zover het opslag van bilgewater en afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks betreft in werking met ingang van 1 januari 2011 (Stcrt. 2010/19571).