Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3.29 Elektrische installaties en leidingen

  • 1

    Elektrische installaties die voor de aanvang van de werkzaamheden reeds op de bouwplaats aanwezig zijn, worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk gekenmerkt.

  • 2

    Bovengrondse elektriciteitsleidingen worden zoveel mogelijk buiten de bouwplaats om geleid of spanningsloos gemaakt. Indien dat niet mogelijk is worden hekken of waarschuwingsborden geplaatst.

  • 3

    Indien voertuigen onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden worden beschermingen onder de leidingen aangebracht.

  • 4

    Ondergrondse elektriciteitsleidingen, leidingen voor andere distributiesystemen en kabels worden voor de aanvang van grondverzetwerkzaamheden geïdentificeerd.

  • 5

    Doeltreffende maatregelen worden genomen om de gevaren voor werknemers die zijn verbonden aan beschadiging van de in het vierde lid bedoelde leidingen en kabels, zoveel mogelijk te voorkomen.

Informatie geldend op 28-06-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Arbeidsomstandighedenbesluit
    artikel: 9.9b, 9.5

  2. Arbeidsomstandighedenregeling
    artikel: 8.29c

  3. Beleidsregel arbocatalogi 2019
    bijlage: als bedoeld in artikel 6 van de Beleidsregel arbocatalogi 2019

  4. Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving
    bijlage: behorend bij de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(28-06-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-11-1999

wijziging

10-09-1999

Stb. 1999, 435

25-10-1999

Stb. 1999, 450

01-07-1997

nieuwe-regeling

15-01-1997

Stb. 1997, 60

20-06-1997

Stb. 1997, 263

Inwtr. 1

Opmerkingen

  • 1) Artikel 4.8, tweede en zesde lid, treedt voor zover het de aanwezigheid van het certifcaat van vakbekwaamheid betreft, in werking op 1 oktober 1997.