Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Onderhavige beleidsregels zijn van toepassing op de beoordeling van aanvragen van voor 22 december 2009 om verlening van een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewater ten behoeve van de storting van baggerspecie in zand-, klei- en grindwinputten. In de Waterwet en Invoeringswet Waterwet is bepaald dat Wvo-vergunningen gelijk worden gesteld aan watervergunningen. Vergunningaanvragen die voor 22 december 2009 zijn ingediend, worden echter afgewikkeld volgens de regels van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De zand-, klei- en grindwinputten zijn locaties die aangemerkt zijn als depot en moeten derhalve tevens beschikken over een vergunning in de zin van de Wet milieubeheer (Wm).

De directe aanleiding voor vaststelling van deze beleidsregels is gelegen in een tweetal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 5 december 2007 (LJN BB9475 en LJN BB9488) waarbij onder meer een ten behoeve van de storting van baggerspecie in een voormalige zandwinput verleende vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is vernietigd. Daarnaast werd een in verband met die storting verleende vergunning op grond van de Wet milieubeheer eveneens vernietigd.

In de uitspraak waarbij de Wvo-vergunning werd vernietigd, komt de emissie-immissietoets prominent naar voren. Deze toets is in het verleden ontwikkeld om te kunnen toetsen of een lozing van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen op een oppervlaktewater toelaatbaar is met het oog op de belasting van dat water. De emissie-immissietoets bestaat uit twee stappen. Eerst wordt voor de zogenaamde ‘prioritaire stoffen’ beoordeeld welke emissiereductie kan worden bereikt met toepassing van de ‘best beschikbare technieken’ (hierna: BBT), waarbij het uitgangspunt is dat de emissie zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen.

Met de tweede stap vindt er een immissietoets plaats. Nagegaan wordt of de restlozing (die resteert na de reductie van de emissie met BBT) leidt tot onaanvaardbare concentraties in het watersysteem. Hierbij wordt dus gekeken naar de bestaande kwaliteit van het oppervlaktewater en daarvoor gestelde milieukwaliteitseisen. Bij deze immissietoets wordt bepaald of, gegeven de gestelde milieukwaliteitseisen, de specifieke lozing (dus nadat in de eerste stap een BBT-toets voor prioritaire stoffen heeft plaatsgevonden) een zodanig significante verslechtering van de waterkwaliteit veroorzaakt dat verdergaande maatregelen (zoals emissiereductie verder dan BBT) nodig zijn.

De immissietoets is primair bedoeld om de concentraties van stoffen in het ontvangend oppervlaktewater te berekenen voor een vast lozingspunt. Er treedt vermenging op van die stoffen met het oppervlaktewater en er kan berekend worden of de lozing op maatgevende afstand leidt tot een significante en structurele overschrijding van de toepasselijke waterkwaliteitsnormen.

De vergunningen in de bovengenoemde uitspraken hadden betrekking op een zandwinput. De locatie in de winput waar baggerspecie wordt gestort, varieert in tijd en plaats. De emissie-immissietoets bevat geen geschikte rekenmodule om de belasting van een dergelijke storting op het oppervlaktewater in een winput te berekenen.

De conclusie die naar aanleiding van deze uitspraken is getrokken, is dat de emissie-immissietoets niet goed toepasbaar is op de beoordeling van een storting van baggerspecie in een winput. De onderhavige beleidsregels geven derhalve regels die specifiek zijn toegesneden op de situatie dat er een storting plaatsvindt van baggerspecie in een winput. Hierbij wordt de gehele winput als mengzone beschouwd.

Informatie geldend op 10-02-2017

Overzicht van wijzigingen voor dit

(10-02-2017)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

16-04-2010

nieuwe-regeling

02-04-2010

Stcrt. 2010, 5695

02-04-2010

Stcrt. 2010, 5695