Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3 [Geldend t/m 31-12-2007]

  • 1

    Dit besluit is niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, indien:

    • a.

      in de inrichting of een onderdeel daarvan een of meer stookinstallaties voor verwarming of warmtekrachtopwekking aanwezig zijn met een thermisch vermogen per toestel van 2500 kW of meer;

    • b.

      in de inrichting of een onderdeel daarvan een of meer installaties of voorzieningen aanwezig zijn die kunnen worden gebruikt voor het verstoken of verbranden van andere brandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie, tenzij sprake is van een open haard voor het verbranden van hout, die alleen is bedoeld voor bij- of sfeerverwarming;

    • c.

      in de inrichting of een onderdeel daarvan koel- of vriesinstallaties, installaties voor ijsvloer- of sneeuwvervaardiging of warmtepompen aanwezig zijn met een capaciteit of een totale capaciteit van meer dan 200 kg ammoniak of van meer dan 100 kg propaan, butaan of mengsels van propaan en butaan;

    • d.

      in de inrichting of een onderdeel daarvan voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het:

      • 1°.

        opslaan van gevaarlijke stoffen met een capaciteit van 10 000 kg of meer;

      • 2°.

        afleveren van brandstoffen aan andere transportmiddelen dan die welke voor eigen gebruik binnen de inrichting worden gebruikt;

      • 3°.

        opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen of vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in tanks, tenzij sprake is van opslaan in ondergrondse tanks, waarop het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 van toepassing is, dan wel sprake is van opslaan van brandbare vloeistoffen in bovengrondse tanks dan wel sprake is van een opslag overeenkomstig voorschrift 2.1.5, onder a;

      • 4°.

        opslaan van gassen of gasmengsels in tanks tenzij sprake is van opslag waarop het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing is;

      • 5°.

        opslaan van gewasbeschermingsmiddelen of biociden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden met een capaciteit van 400 kg of meer, of

      • 6°.

        bedrijfsmatig houden, fokken, verhandelen of slachten van dieren, of

    • e.

      deze is ingericht:

      • 1°.

        als jachthaven als bedoeld in artikel 1 van het Besluit jachthavens met tien of meer ligplaatsen voor pleziervaartuigen;

      • 2°.

        voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden gebruiken van gemotoriseerde voertuigen of modelvoertuigen, gemotoriseerde vaartuigen of modelvaartuigen, gemotoriseerde vliegtuigen of modelvliegtuigen;

      • 3°.

        voor het schieten met vuurwapens, het werpen van ontvlambare of explosieve voorwerpen, het beoefenen van het paintballspel of het in de buitenlucht of op een open terrein van de inrichting schieten met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk, of

      • 4°.

        voor het opslaan van vuurwerk, tenzij sprake is van opslag van uitsluitend theatervuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit in een hoeveelheid van ten hoogste 25 kilogram, waarbij voor de bepaling van de hoeveelheid vuurwerk wordt uitgegaan van het gewicht van het vuurwerk als zijnde onverpakt vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, vijfde lid, onder b, van het Vuurwerkbesluit.

  • 2

    Dit besluit is eveneens niet van toepassing:

    • a.

      op een inrichting als bedoeld in artikel 2, waarvoor krachtens hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer een milieu-effectrapport dient te worden gemaakt;

    • b.

      op een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b, ten eerste tot en met ten derde, of c voorzover in de inrichting permanente voorzieningen aanwezig zijn ten behoeve van de gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 2000 bezoekers, en

    • c.

      op een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, ten vierde of ten vijfde, indien in de inrichting permanente voorzieningen aanwezig zijn ten behoeve van de gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 6000 toeschouwers.

Informatie geldend op 19-02-2015

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(19-02-2015)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2008

intrekking-regeling

19-10-2007

Stb. 2007, 415

26-11-2007

Stb. 2007, 472

17-10-2007

wijziging

05-09-2007

Stb. 2007, 334

10-10-2007

Stb. 2007, 386

Inwtr. 1

01-10-2004

wijziging

03-08-2004

Stb. 2004, 422

20-09-2004

Stb. 2004, 475

25-02-2004

wijziging

16-01-2004

Stb. 2004, 26

23-02-2004

Stb. 2004, 71

01-03-2002

wijziging

22-01-2002

Stb. 2002, 33

26-02-2002

Stb. 2002, 114

01-12-2001

wijziging

18-10-2001

Stb. 2001, 487

18-10-2001

Stb. 2001, 487

01-10-1998

nieuwe-regeling

20-05-1998

Stb. 1998, 322

20-05-1998

Stb. 1998, 322

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in werking treedt.