Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3 [Geldend t/m 31-12-2012]

  • 1

    Dit besluit is niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, indien:

    • a.

      meer dan 50 mestvarkeneenheden, daarbij niet meegerekend ten hoogste 50 schapen die gedurende de aflamperiode in de inrichting worden gehouden.

    • b.

      meer dan 200 stuks melkrundvee worden gehouden, waarbij het aantal stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar niet wordt meegeteld;

    • c.

      meer dan 340 stuks vrouwelijk jongvee worden gehouden, of het totaal aantal gehouden stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en overig melkrundvee meer dan 340 stuks bedraagt;

    • d.

      meer dan 50 geiten worden gehouden;

    • e.

      meer dan 50 voedsters worden gehouden;

    • f.

      pelsdieren bedrijfsmatig worden gehouden;

    • g.

      meer dan 50 paarden worden gehouden;

    • h.

      meer dan 50 landbouwhuisdieren, anders dan bedoeld in de onderdelen a tot en met g worden gehouden, tenzij de inrichting een kinderboerderij betreft;

    • i.

      een permanente opstand van glas of van kunststof voor het telen van gewassen groter is dan 2.500 m2;

    • j.

      afvalstoffen worden op- of overgeslagen, die niet binnen het eigen bedrijf zijn ontstaan, voorzover de inrichting beschikt over een opslagcapaciteit:

      • 1°.

        van meer dan 35 m3 voor de opslag van afvalstoffen, behoudens zand, grind en grond voor zover deze stoffen bedoeld en geschikt zijn voor nuttige toepassing;

      • 2°.

        voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen, of

      • 3°.

        van meer dan 1.000 m3 per jaar voor de overslag van afvalstoffen;

    • k.

      een of meer werkplaatsen aanwezig zijn die in hoofdzaak worden gebruikt voor onderhoud, ondersteuning of reparatie van niet tot de inrichting behorende gebouwen, installaties, toestellen of voertuigen, van derden;

    • l.

      bij de teelt van eetbare paddestoelen de teeltoppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m2 of verse compost wordt gepasteuriseerd;

    • m.

      apparatuur aanwezig is voor het verspuiten van gewasbeschermingsmiddelen of biociden met een vliegtuig;

    • n.

      in de inrichting of een onderdeel daarvan voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het:

      • 1°.

        opslaan van meer dan 600 m3 vaste mest;

      • 2°.

        opslaan van meer dan 500 m3 strooizout;

      • 3°.

        opslaan of bewerken en verwerken van meer dan in totaal 2.000 m3 zand, grind en grond;

      • 4°.

        opslaan of bewerken en verwerken van zand, grind en grond dat niet afkomstig is van eigen werkzaamheden of niet wordt aangewend voor eigen werkzaamheden;

      • 5°.

        afleveren van LPG of aardgas voor tractie;

      • 6°.

        opslaan van verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde vaste kunstmeststoffen, in een opslagvoorziening met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 kilogram;

      • 7°.

        opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen, vloeibare brandstoffen of afgewerkte olie in tanks, tenzij sprake is van:

        • a.

          opslaan van vloeibare brandstoffen of afgewerkte olie in ondergrondse tanks met een gezamenlijke inhoud van ten hoogste 150 m3,

        • b.

          opslaan van diesel, huisbrandolie, gasolie, lichte stookolie of afgewerkte olie in bovengrondse tanks in de buitenlucht met een gezamenlijke inhoud van ten hoogste 150 m3,

        • c.

          opslaan van diesel, huisbrandolie, gasolie, lichte stookolie of afgewerkte olie in bovengrondse tanks inpandig met een gezamenlijke inhoud van ten hoogste 15 m3,

        • d.

          opslaan van petroleum in een of meer bovengrondse tanks met een gezamenlijke inhoud van ten hoogste 1,5 m3, of

        • e.

          opslaan van vloeibare kunstmeststoffen in bovengrondse tanks;

      • 8°.

        opslaan van gassen of gasmengsels in tanks, tenzij sprake is van de opslag van propaan waarop het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing is;

      • 9°.

        opslaan van dunne mest in mestbassins met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 750 m2, of een gezamenlijke inhoud van meer dan 2.500 m3;

      • 10°.

        beluchten, geforceerd vergisten of op andere wijze bewerken of verwerken, behoudens mengen of roeren, van dunne mest in mestbassins;

      • 11°.

        vullen van gasflessen met uitzondering van het vullen van gasflessen met propaan of butaan vanuit een gasfles van maximaal 150 liter van gasflessen met een inhoud kleiner dan 12 liter en met uitzondering van het vullen van persluchtflessen door middel van een compressor;

      • 12°.

        aflevering van andere motorbrandstoffen dan LPG of aardgas voor tractie, tenzij dit plaats vindt voor eigen gebruik;

      • 13°.

        verrichten in vast opgestelde voorzieningen en installaties van werkzaamheden met chemische gewasbeschermingsmiddelen voor derden;

      • 14°.

        verven van bloemen en planten; of

      • 15°.

        composteren van materiaal of het opslaan van afgedragen gewas of bloembollenafval met een totaal volume van meer dan 600 m3.

    • o.

      kunstmeststoffen worden opgeslagen behorende tot groep 3 of groep 4 als bedoeld in PGS 7 of meer dan 50 ton kunstmeststoffen behorende tot groep 2 wordt opgeslagen als bedoeld in PGS 7;

    • p.

      een of meer stookinstallaties, met uitzondering van een smidse, aanwezig zijn, die kunnen worden gebruikt voor het verstoken of verbranden van andere brandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas, gasolie of petroleum, tenzij sprake is van een open haard of houtkachel voor het verbranden van hout, die alleen is bedoeld voor sfeerverwarming;

    • q.

      windenergie in elektrische energie wordt omgezet met een of meer windturbines;

    • r.

      in de inrichting of een onderdeel daarvan:

      • 1°.

        een of meer stookinstallaties aanwezig zijn met een thermisch vermogen per installatie van 7.500 kilowatt of meer;

      • 2°.

        een warmtekrachtinstallatie aanwezig is met een gezamenlijk nominaal elektrisch vermogen van 10 megawatt of meer;

    • s.

      koel- en vriesinstallaties of warmtepompen aanwezig zijn met een inhoud per installatie van meer dan 1.500 kilogram ammoniak of van meer dan 100 kilogram propaan, butaan of mengsels van propaan of butaan;

    • t.

      activiteiten of handelingen plaatsvinden als bedoeld in categorie 21 van bijlage I, onder C, bij het Besluit omgevingsrecht.

  • 2

    Dit besluit is eveneens niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, waarvoor krachtens hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport is vereist.

  • 3

    Dit besluit is eveneens niet van toepassing op een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

Informatie geldend op 18-02-2015

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

Geen

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(18-02-2015)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2013

intrekking-regeling

14-09-2012

Stb. 2012, 441

05-12-2012

Stb. 2012, 643

26-10-2010

wijziging

13-09-2010

Stb. 2010, 696

13-09-2010

Stb. 2010, 696

01-10-2010

wijziging

25-03-2010

Stb. 2010, 144

10-06-2010

Stb. 2010, 231

01-07-2010

wijziging

10-05-2010

Stb. 2010, 184

20-05-2010

Stb. 2010, 197

01-04-2010

wijziging

07-12-2009

Stb. 2009, 547

15-03-2010

Stb. 2010, 132

Alg. 1

01-01-2010

wijziging

09-11-2009

Stb. 2009, 479

27-11-2009

Stb. 2009, 513

01-10-2009

wijziging

03-07-2009

Stb. 2009, 322

03-07-2009

Stb. 2009, 322

16-09-2008

wijziging

26-07-2008

Stb. 2008, 326

26-07-2008

Stb. 2008, 326

01-01-2008

wijziging

19-10-2007

Stb. 2007, 415

26-11-2007

Stb. 2007, 472

Alg. 2

17-10-2007

wijziging

05-09-2007

Stb. 2007, 334

10-10-2007

Stb. 2007, 386

Inwtr. 3

06-12-2006

nieuwe-regeling

13-07-2006

Stb. 2006, 390

03-11-2006

Stb. 2006, 598

Opmerkingen

  • 1) Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet geheel juist is.

  • 2) Abusievelijk geeft het Staatsblad een wijzigingsopdracht voor onderdeel n in plaats van onderdeel m.

  • 3) Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in werking treedt.