Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 2

  • 1

    Met uitzondering van het tweede, vierde en zesde lid, is dit besluit uitsluitend van toepassing op luchtvaartuigen, voortstuwingsinrichtingen, propellers, onderdelen en erkenningen bestemd voor de burgerluchtvaart.

  • 2

    Dit besluit en hoofdstuk 3 van de wet zijn niet van toepassing op de volgende soorten luchtvaartuigen:

    • a.

      modelluchtvaartuigen, waarvan de totale massa ten hoogste 25 kilogram bedraagt,

    • b.

      ballonnen, die op zeeniveau in de internationale standaardatmosfeer in geheel gevulde toestand een diameter van ten hoogste 2.00 meter of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke meter hebben, alsmede aan elkaar gekoppelde ballonnen waarvan de gezamenlijke diameter en inhoud deze waarden niet te boven gaan,

    • c.

      toestellen, zwaarder dan lucht en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, die door middel van een ankerkabel of lijn zijn verbonden met het aardoppervlak (kabelvlieger),

    • d.

      luchtschepen, die op zeeniveau in de internationale standaardatmosfeer in geheel gevulde toestand een grootste afmeting hebben van maximaal 5.00 meter of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke meter,

    • e.

      toestellen, zwaarder dan lucht in de vorm van een scherm met harnas, die met een lijn of lijnen zijn bevestigd aan een voertuig of vaartuig, waardoor ze in de lucht kunnen worden gehouden (valschermzweeftoestel),

    • f.

      ballonnen, die tijdens het in de lucht houden permanent zijn bevestigd aan het aardoppervlak (kabelballon),

    • g.

      valschermen, zijnde schermen die dienen om de daalsnelheid van personen zodanig te beperken dat deze veilig het aardoppervlak kunnen bereiken,

    • h.

      zeilvliegtuigen met een totale massa zonder piloot van minder dan 70 kg,

    • i.

      schermzweeftoestellen met een totale massa zonder piloot van minder dan 70 kg,

    • j.

      amateurbouwluchtvaartuigen ingeschreven in andere lidstaten van de European Civil Aviation Conference.

  • 3

    Paragraaf 3.2.3 van de wet omtrent bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud is niet van toepassing op de volgende soorten luchtvaartuigen:

    • a.

      amateurbouwluchtvaartuigen,

    • b.

      MLA's,

    • c.

      MLH’s,

    • d.

      gemotoriseerde schermvliegtuigen;

    • e.

      lichte gyrokopter.

  • 4

    Bij regeling van Onze Minister dan wel Onze Minister van Defensie kunnen voorschriften en beperkingen worden opgenomen ten aanzien van de in het tweede en derde lid genoemde luchtvaartuigen.

  • 5

    Artikel 3.5 van de wet is niet van toepassing op luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 3.6 van de wet.

  • 6

    Het verbod, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onder b, van de wet, is niet van toepassing op militaire luchtvaartuigen die hetzij automatisch, hetzij op afstand worden bestuurd, en die worden gebruikt als doel voor schietoefeningen dan wel voor het slepen van een doel voor schietoefeningen mits wordt voldaan aan het volgende:

    • a.

      boven Nederland wordt met het luchtvaartuig uitsluitend gevlogen in een gebied waarin het burgerluchtverkeer is verboden of beperkt,

    • b.

      met het luchtvaartuig wordt uitsluitend gevlogen indien de door Onze Minister van Defensie vastgestelde instructies in acht worden genomen met betrekking tot:

      • 1°.

        een veilige lancering,

      • 2°.

        het voor en na elke vlucht uitvoeren van een functionele en een technische inspectie,

      • 3°.

        het onderhoud van het luchtvaartuig,

      • 4°.

        het per parachute op een veilige wijze en binnen het aangewezen landingsgebied doen landen van het luchtvaartuig,

    • c.

      het luchtvaartuig is uitgerust met een zodanige veiligheidsvoorziening dat bij verstoring van of bij het verloren gaan van het radiocontact tussen luchtvaartuig en bedieningsstation, de vlucht van het luchtvaartuig wordt afgebroken en de landing per parachute wordt ingezet,

    • d.

      het luchtvaartuig is uitgerust met een zodanige veiligheidsvoorziening dat bij het uitvallen van de besturing als gevolg van stroomstoring de landing per parachute wordt ingezet.

  • 7

    Van overeenkomstige toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zijn:

    • a.

      de basisverordening,

    • b.

      verordening (EU) nr. 1321/2014, en

    • c.

      verordening (EU) nr. 748/2012,

    met dien verstande dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld.

Informatie geldend op 25-04-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  1. Regeling amateurbouwluchtvaartuigen

  2. Regeling MLA's

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Besluit luchtvaartuigen 2008
    artikel: 25

  2. Regeling amateurbouwluchtvaartuigen
    artikel: 1a

  3. Regeling MLA's
    artikel: 1a

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(25-04-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

24-04-2019

wijziging

01-04-2019

Stb. 2019, 154

01-04-2019

Stb. 2019, 154

15-12-2016

wijziging

26-11-2016

Stb. 2016, 483

26-11-2016

Stb. 2016, 483

01-07-2015

wijziging

23-04-2015

Stb. 2015, 163

23-04-2015

Stb. 2015, 163

15-03-2014

wijziging

11-12-2013

Stb. 2013, 554

11-02-2014

Stb. 2014, 102

01-01-2012

wijziging

01-09-2011

Stb. 2011, 430

01-09-2011

Stb. 2011, 430

07-10-2011

wijziging

01-09-2011

Stb. 2011, 430

01-09-2011

Stb. 2011, 430

10-10-2010

wijziging

27-09-2010

Stb. 2010, 366

30-09-2010

Stb. 2010, 389

Inwtr. 1

04-06-2008

nieuwe-regeling

14-05-2008

Stb. 2008, 190

14-05-2008

Stb. 2008, 190

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking om 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba en om 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.