De minister, gehoord de hoofdinspecteur, kan aanwijzingen geven over de uitoefening van de door hem verleende machtiging, genoemd in artikel 2.
De regionaal inspecteur of de plaatsvervangend regionaal inspecteur verschaft de minister en de hoofdinspecteur, uit eigen beweging of op hun verzoek inlichtingen over de uitoefening van de verleende bevoegdheid.
(01-02-2017)
|
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
|
14-02-1999 |
t/m 01-01-1999 |
nieuwe-regeling |
22-01-1999 |
Stcrt. 1999, 30 |
22-01-1999 |
Stcrt. 1999, 30 |
||