In deze bijlage wordt verstaan onder:
Kiwa: Kiwa n.v., Instituut voor certificatie, keuringen en advisering integrale kwaliteitszorg voor bouw-, water- en milieusector, gevestigd te Rijswijk .
bodemweerstandsrapport: een rapport met bevindingen van een meting, uitgevoerd volgens BRL-K903/06, naar de weerstand van de bodem.
gecertificeerd bedrijf: een bedrijf dat op grond van een in het voorschrift genoemde BRL is gecertificeerd door een certificatie-instelling;
BRL: beoordelingsrichtlijn, een door het betrokken College van Deskundigen bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;
College van Deskundigen: een college dat één of meer BRL's onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd;
Certificatie-instelling: een door de Raad voor Accreditatie of een daaraan gelijkwaardig instituut in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, geaccrediteerde instelling welke, onder toezicht van het betrokken College van Deskundigen, belast is met de afgifte en instandhouding van certificatie op grond van één of meer BRL's;
KC: keuringscriteria, bindend verklaarde documenten met instructies voor de uitvoering van daarbij genoemde inspectie-activiteiten, die worden gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van accreditatie;
inspectie-instelling: een bedrijf dat op grond van een in het voorschrift genoemde KC of BRL is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie of een daaraan gelijkwaardig instituut in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
onafhankelijk: onafhankelijk conform NEN-EN 45004, type A;
grondwaterbeschermingsgebied: een gebied waarbinnen de kwaliteit van het grondwater krachtens artikel 1.2 van de Wet milieubeheer wordt beschermd;
AP 08: accreditatieprogramma AP 08, document met instructies voor de uitvoering van de controle op de werking van de Kathodische Bescherming, uitgave februari 1998.
1. Het verwijderen of het onklaar maken van een ondergrondse tank moet geschieden volgens BRL K902/03 (hbo) dan wel BRL K904/02 (benzine en diesel) door een gecertificeerd bedrijf. Het plaatsvinden van de tanksaneringswerkzaamheden wordt ten minste 10 dagen voor de aanvang schriftelijk aan het bevoegd gezag gemeld.
2. Alvorens met het verwijderen of onklaar maken van een tank wordt begonnen, wordt vastgesteld of zich bodemverontreiniging door vloeistof uit de tank heeft voorgedaan, tenzij in de tank huishoudelijk afvalwater was opgeslagen dan wel het in verband met de bijzondere situering van de tank niet mogelijk is een onderzoek naar de aanwezigheid van bodemverontreiniging te verrichten.
Het bodemonderzoek wordt uitgevoerd volgens BRL K902/03 (hbo) dan wel BRL K904/02 (benzine en diesel) door een gecertificeerd bedrijf.
3. Het bevoegd gezag kan, indien bij het onderzoek, bedoeld in voorschrift 2, verontreiniging wordt aangetroffen, nadere eisen stellen ter zake van het onklaar maken van de tank.
4. Na het verwijderen dan wel onklaar maken van de tank overeenkomstig de voorschriften van deze bijlage wordt een door het tanksaneringsbedrijf opgestelde schriftelijke rapportage van het verwijderen of het onklaar maken aan het bevoegd gezag overgelegd. In deze rapportage wordt tenminste vermeld:
het adres waar de tank is gelegen met een nadere aanduiding van de situering;
de vloeistoffen die in de tank opgeslagen zijn geweest;
de resultaten van het bodemonderzoek indien dit is uitgevoerd;
indien de tank onklaar gemaakt is, de wijze van het onklaar maken en de toegepaste vulmassa.
5. De inwendige reiniging van de tank geschiedt volgens BRL K905/01 door een gecertificeerd bedrijf.
Wanneer de tank geledigd is, wordt dit aan het bevoegde gezag gemeld.
6. De bij het inwendig reinigen van de ondergrondse tank vrij gekomen vloeistofresten, het bezinksel, de olieabsorberende schoonmaakmiddelen en de verontreinigde spoelmiddelen worden naar daartoe ingerichte verwerkingsbedrijven afgevoerd.
7. Voorafgaande aan het onklaar maken wordt de tank overeenkomstig hoofdstuk III gereinigd.
8. Na het inwendig reinigen van de ondergrondse tank wordt de tank gevuld met een inerte vulmassa volgens BRL-K902/03.
9. Na het vullen van de tank met de vulmassa, bedoeld in voorschrift 8, wordt het vulpunt verwijderd, dan wel worden andere maatregelen getroffen, die verder gebruik van het vulpunt voorkomen.
Regelgeving die op dit bijlage is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit bijlage als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit bijlage
(19-02-2015)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
14-06-2006 |
|||||||
01-01-2008 |
intrekking-regeling |
19-10-2007 |
26-11-2007 |
|||||
wijziging |
12-12-2002 |
12-12-2002 |
||||||
nieuwe-regeling |
01-07-1998 |
01-07-1998 |