Dit besluit is van toepassing op een inrichting of een onderdeel daarvan, waarbij uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van:
het reduceren van aardgasdruk of het meten van aardgashoeveelheid, voorzover:
de ontwerpcapaciteit meer dan 10 Nm03/h bedraagt bij een maximale incidentele inlaatzijdige werkdruk van meer dan 20 kPa en een maximale inlaatzijdige werkdruk van ten hoogste 1 600 kPa, of de ontwerpcapaciteit meer dan 650 Nm03/h bedraagt bij een maximale incidentele inlaatzijdige werkdruk van ten hoogste 20 kPa, of de maximale inlaatzijdige werkdruk meer dan 1 600 kPa en ten hoogste 10 000 kPa bedraagt,
geen odorisatie-apparatuur aanwezig is,
geen antivries-injectie-apparatuur aanwezig is,
geen expansieturbine aanwezig is,
het geen ondergronds of gedeeltelijk ondergronds station betreft waarvan de nominale ontwerpcapaciteit meer dan 6 000 Nm03/h bedraagt, de maximale inlaatzijdige werkdruk meer dan 1 600 kPa en ten hoogste 10 000 kPa bedraagt of de inhoud van de behuizing meer dan 15m3 bedraagt;
het gelijktijdig produceren van elektrische energie en thermische energie door middel van een warmtekrachtinstallatie, voorzover:
de installatie geen groter nominaal elektrisch vermogen heeft dan 10 MW,
ten behoeve van de installatie geen andere brandstof dan aardgas, propaangas of butaangas wordt gebruikt;
het verstoken van brandstoffen voor verwarmingsdoeleinden, voorzover:
de stookinstallatie voor verwarming geen groter thermisch vermogen heeft dan 7 500 kW per toestel,
ten behoeve van de stookinstallatie geen andere brandstof dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie wordt gebruikt,
het verstoken van brandstoffen niet geschiedt in een inrichting type B of C;
het tot stand brengen en in bedrijf houden van verbindingen ten behoeve van het transport van spraak, data en beeld door middel van telecommunicatie-apparatuur, voorzover niet van installaties voor de omzetting van die elektrische energie in stralingsenergie gebruik wordt gemaakt;
het omzetten van windenergie in elektrische energie in één of meer windturbines, voorzover:
windturbines elk afzonderlijk een vaste verbinding hebben met de bodem of waterbodem in de vorm van een mast,
windturbines zijn voorzien van een horizontale draaias van de rotor,
de afstand tussen een afzonderlijke windturbine en de dichtstbijzijnde woning of andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, ten minste viermaal de ashoogte bedraagt, en
de windturbine of het samenstel van windturbines een gezamenlijk elektrisch vermogen heeft, kleiner dan 15 MW;
het doorvoeren, opslaan, bufferen of keren van rioolwater, hemelwater of oppervlaktewater of water ten behoeve van verwarmings- of koelingsdoeleinden, alsmede het onttrekken, zuiveren, doorvoeren, opslaan, bufferen of keren van grondwater of oppervlaktewater voor drinkwaterdoeleinden;
het reinigen van binnen de inrichting vrijgekomen grond of grondwater, voorzover:
geen afvalwater wordt gebracht in het oppervlaktewater, in een voorziening voor inzameling en transport van afvalwater, of in een werk dat is aangesloten op een inrichting voor het zuiveren van afvalwater in gebruik bij een provincie, een gemeente, een waterschap of een ander openbaar lichaam, onderscheidenlijk,
afvalwater wordt gebracht in een voorziening voor inzameling en transport van afvalwater of in een werk dat is aangesloten op een inrichting voor het zuiveren van afvalwater in gebruik bij een provincie, een gemeente, een waterschap of een ander openbaar lichaam en waarop artikel 4 van het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering van toepassing is, of
het bewaren van propaan, voorzover:
het bewaren van propaan geschiedt in bovengrondse reservoirs elk met een inhoud van ten hoogste 13 m3,
niet meer dan twee reservoirs binnen de inrichting aanwezig zijn, en
propaan, behoudens voor het leegmaken voor verplaatsing van een reservoir, uitsluitend in de gasfase aan een reservoir wordt onttrokken.
Dit besluit is eveneens van toepassing op inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor een samenstel van bedrijvigheden als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met h.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Geen
(19-02-2015)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
01-01-2008 |
intrekking-regeling |
19-10-2007 |
26-11-2007 |
|||||
wijziging |
20-10-2006 |
07-12-2006 |
||||||
nieuwe-regeling |
18-10-2001 |
18-10-2001 |