Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 241

  • 1

    Indien de raad voor de kinderbescherming blijkt, dat een minderjarige niet onder het wettelijk vereiste gezag staat, of dat dit gezag niet over hem wordt uitgeoefend, verzoekt hij de rechter in de gezagsuitoefening over deze minderjarige te voorzien.

  • 2

    De kinderrechter kan op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige indien het dringend en onverwijld noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening over de minderjarige te voorzien teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen.

  • 3

    De in het tweede lid bedoelde maatregel kan eveneens worden getroffen indien een minderjarige, die de leeftijd van zes maanden nog niet bereikt heeft en niet staat onder voogdij van een rechtspersoon, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de raad voor de kinderbescherming als pleegkind is opgenomen. Onder pleegkind wordt in dit verband verstaan: een minderjarige die bij anderen dan zijn ouders, voogd of bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad wordt verzorgd en opgevoed, met dien verstande, dat daaronder niet is begrepen:

    • a.

      een minderjarige, op wiens verzorging en opvoeding krachtens de bepalingen van een andere wet toezicht wordt uitgeoefend door anderen dan zijn ouders of voogd;

    • b.

      een minderjarige, die verzorgd en opgevoed wordt in een inrichting, welke, wat betreft de verzorging en opvoeding van de daarin verblijvende minderjarigen, aan toezicht krachtens de bepalingen van een andere wet is onderworpen.

  • 4

    De maatregel vervalt na verloop van drie maanden na de dag van de beschikking, tenzij voor het einde van deze termijn om een voorziening in het gezag over de minderjarige is verzocht.

  • 5

    De maatregel kan worden ingetrokken of gewijzigd door de kinderrechter die haar heeft bevolen tenzij een verzoek als bedoeld in het vierde lid is ingediend. In dat geval beslist de rechter bij wie dit verzoek aanhangig is.

  • 6

    In afwijking van het tweede lid kan de kinderrechter de voorlopige voogdij over een minderjarige door of voor wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is ingediend, en in verband daarmee in Nederland verblijft, alsmede over door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aan te wijzen categorieën andere minderjarigen, opdragen aan een rechtspersoon als bedoeld in artikel 302, tweede lid.

  • 7

    De raad voor de kinderbescherming kan een onderzoek instellen naar de leefsituatie van een minderjarige die duurzaam wordt verzorgd en opgevoed bij anderen dan degenen die het ouderlijke gezag of de voogdij over hem uitoefenen, het gezin waarin hij wordt verzorgd en opgevoed of de wijze waarop het gezag of de voogdij over hem wordt uitgeoefend, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de minderjarige in strijd met een wettelijk voorschrift in dat gezin is opgenomen.

Informatie geldend op 01-07-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  1. Aanwijzingsbesluit categorieën andere minderjarigen Burgerlijk Wetboek Boek 1

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Aanwijzingsbesluit categorieën andere minderjarigen Burgerlijk Wetboek Boek 1
    artikel: 1, 2

  2. Besluit gezagsregisters
    artikel: 2

  3. Burgerlijk Wetboek Boek 1
    artikel: 306a

  4. Uitvoeringswet internationale kinderbescherming
    artikel: 11

  5. Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie
    artikel: 10

  6. Wet regeling ouderlijk gezag op minderjarige Koning 2013
    artikel: 2

  7. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES
    artikel: 813

  8. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
    artikel: 802a

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-07-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

wijziging

01-03-2014
samen met
05-11-2014

Stb. 2014, 105
samen met
Stb. 2014, 442

33684
samen met
33983

Alg. 1

01-08-2016

wijziging

18-05-2016

Stb. 2016, 206

34191

29-06-2016

Stb. 2016, 270

01-01-2015

wijziging

05-11-2014

Stb. 2014, 442

33983

14-11-2014

Stb. 2014, 443

wijziging

12-03-2014
samen met
04-12-2013

Stb. 2014, 130
samen met
Stb. 2013, 560

32015
samen met
33507

14-11-2014

Stb. 2014, 443

wijziging

12-03-2014

Stb. 2014, 131

33061

14-11-2014

Stb. 2014, 443

01-01-2005

wijziging

22-04-2004
samen met
23-12-2004

Stb. 2004, 306
samen met
Stb. 2004, 700

28168
samen met
29822

16-12-2004

Stb. 2004, 701

01-01-2002

wijziging

06-12-2001

Stb. 2001, 581

27824

10-12-2001

Stb. 2001, 621

01-07-1997

wijziging

23-01-1997

Stb. 1997, 38

23808

23-04-1997

Stb. 1997, 188

01-05-1995

wijziging

02-02-1995

Stb. 1995, 225

22060

02-02-1995

Stb. 1995, 225

01-01-1970

nieuwe-regeling

11-12-1958

Stb. 1958, 590

04-06-1969

Stb. 1969, 259

wijziging

11-12-1958

Stb. 1958, 591

04-06-1969

Stb. 1969, 259

wijziging

28-05-1969

Stb. 1969, 257

3767

04-06-1969

Stb. 1969, 259

wijziging

28-05-1969

Stb. 1969, 258

04-06-1969

Stb. 1969, 259

Opmerkingen

  • 1) Deze wijziging treedt niet meer in werking. De wijziging is ingetrokken door Stb. 2014/442.