De moeder en de persoon die een kind heeft erkend oefenen het gezag over hun kind gezamenlijk uit, tenzij:
een voogd met de voogdij over het kind is belast;
de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken;
de ouder die het gezag heeft, dit gezamenlijk met een ander dan een ouder uitoefent; of
de erkenner eerder het gezag over het kind heeft uitgeoefend.
De moeder oefent het gezag over haar kind alleen uit, indien uit de akte, bedoeld in artikel 203, eerste lid, onderdeel a of b, blijkt dat:
de moeder en de erkenner hebben verklaard dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend; of
de rechtbank vervangende toestemming voor de erkenning heeft verleend als bedoeld in artikel 204, derde en vierde lid.
De ambtenaar van de burgerlijke stand doet onverwijld na de erkenning of, in geval van een erkenning voor de geboorte van het kind, na de aangifte van de geboorte, mededeling aan de griffier van de verklaring, bedoeld onder a, of de erkenning met vervangende toestemming, bedoeld onder b, ter aantekening in het register, bedoeld in artikel 244.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(01-07-2023)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
nieuw |
07-06-2022 |
05-12-2022 |
Opmerkingen
1) Artikel III van Stb. 2022/242 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.