Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 138

  • 1

    In geval van faillissement van de naamloze vennootschap is iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

  • 2

    Indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 10 of 394, heeft het zijn taak onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Hetzelfde geldt indien de vennootschap volledig aansprakelijk vennoot is van een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap en niet voldaan is aan de verplichtingen uit artikel 15i van Boek 3. Een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen.

  • 3

    Niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.

  • 4

    De rechter kan het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn verminderen indien hem dit bovenmatig voorkomt, gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, de andere oorzaken van het faillissement, alsmede de wijze waarop dit is afgewikkeld. De rechter kan voorts het bedrag van de aansprakelijkheid van een afzonderlijke bestuurder verminderen indien hem dit bovenmatig voorkomt, gelet op de tijd gedurende welke die bestuurder als zodanig in functie is geweest in de periode waarin de onbehoorlijke taakvervulling plaats vond.

  • 5

    Is de omvang van het tekort nog niet bekend, dan kan de rechter, al dan niet met toepassing van het vierde lid, bepalen dat van het tekort tot betaling waarvan hij de bestuurders veroordeelt, een staat wordt opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de zesde titel van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 6

    De vordering kan slechts worden ingesteld op grond van onbehoorlijke taakvervulling in de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement. Een aan de bestuurder verleende kwijting staat aan het instellen van de vordering niet in de weg. De bestuurder is niet bevoegd tot verrekening met een vordering op de vennootschap.

  • 7

    Met een bestuurder wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder. De vordering kan niet worden ingesteld tegen een door de rechter benoemde bewindvoerder of een door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam aangestelde bestuurder als bedoeld in artikel 356, onder c.

  • 8

    Dit artikel laat onverlet de bevoegdheid van de curator tot het instellen van een vordering op grond van de overeenkomst met de bestuurder of op grond van artikel 9.

  • 9

    Indien een bestuurder ingevolge dit artikel aansprakelijk is en niet in staat is tot betaling van zijn schuld terzake, kan de curator de door die bestuurder onverplicht verrichte rechtshandelingen waardoor de mogelijkheid tot verhaal op hem is verminderd, ten behoeve van de boedel door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen, indien aannemelijk is dat deze geheel of nagenoeg geheel met het oogmerk van vermindering van dat verhaal zijn verricht. Artikel 45 leden 4 en 5 van Boek 3 is van overeenkomstige toepassing.

  • 10

    Indien de boedel ontoereikend is voor het instellen van een rechtsvordering op grond van dit artikel of artikel 9 of voor het instellen van een voorafgaand onderzoek naar de mogelijkheid daartoe, kan de curator Onze Minister van Justitie verzoeken hem bij wijze van voorschot de benodigde middelen te verschaffen. Onze Minister kan regels stellen voor de beoordeling van de gegrondheid van het verzoek en de grenzen waarbinnen het verzoek kan worden toegewezen. Het verzoek moet de gronden bevatten waarop het berust, alsmede een beredeneerde schatting van de kosten en de omvang van het onderzoek. Het verzoek, voor zover het betreft het instellen van een voorafgaand onderzoek, behoeft de goedkeuring van de rechter-commissaris.

Informatie geldend op 01-09-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  1. Garantstellingsregeling curatoren 2023

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Beleidsregel 06-01 betrouwbaarheid personen ex Wet toezicht accountantsorganisaties en Besluit toezicht accountantsorganisaties
    bijlage: B

  2. Beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing
    bijlage: B

  3. Besluit betrouwbaarheid en geschiktheid toezichthouders en bestuurders collectieve beheersorganisaties
    bijlage: als bedoeld in artikel 6, eerste lid

  4. Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft
    bijlage: C

  5. Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft
    bijlage: bijlage

  6. Besluit prudentiële regels Wft
    bijlage: A

  7. Besluit reikwijdtebepalingen Wft
    bijlage: behorend bij artikel 30

  8. Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
    bijlage: 1

  9. Besluit toezicht trustkantoren 2018
    bijlage: Bijlage behorend bij artikel 5

  10. Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
    bijlage: behorend bij artikel 32 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling

  11. Burgerlijk Wetboek Boek 10
    artikel: 121

  12. Burgerlijk Wetboek Boek 2
    artikel: 50a, 300a, 93, 131, 149, 248

  13. Faillissementswet
    artikel: 106a, 43, 249

  14. Garantstellingsregeling curatoren 2023
    artikel: 2

  15. Leidraad Invordering 2008
    tekst: tekst

  16. Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid
    artikel: 15

  17. Uitvoeringsbesluit Wwft 2018
    bijlage: 2

  18. Uitvoeringswet Verordening tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden
    artikel: 3

  19. Wet controle op rechtspersonen
    artikel: 3

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-09-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

Aanhangig

34218

01-07-2021

wijziging

11-11-2020

Stb. 2020, 507

34491

01-12-2020

Stb. 2020, 508

01-02-2006

wijziging

22-12-2005

Stb. 2006, 24

30171

22-12-2005

Stb. 2006, 24

Alg. 1

15-10-2005

wijziging

08-09-2005

Stb. 2005, 455

28863

29-09-2005

Stb. 2005, 484

Alg. 2

01-01-1998

wijziging

17-12-1997

Stb. 1997, 699

24141

18-12-1997

Stb. 1997, 743

15-05-1995

wijziging

12-04-1995

Stb. 1995, 227

23855

08-05-1995

Stb. 1995, 259

01-01-1992

wijziging

15-11-1989
samen met
02-04-1991

Stb. 1989, 541
samen met
Stb. 1991, 199

17725

17-04-1991

Stb. 1991, 200

01-01-1987

vervallen

16-05-1986

Stb. 1986, 275

16631

24-11-1986

Stb. 1986, 585

nieuw

16-05-1986

Stb. 1986, 275

16631

24-11-1986

Stb. 1986, 585

01-07-1976

nieuwe-regeling

22-07-1976

Stb. 1976, 395

3769

18-06-1976

Stb. 1976, 339

Opmerkingen

  • 1) De wijziging kan niet worden doorgevoerd.

  • 2) Artikel XIII van Stb. 2005/455 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.