De nalatenschap van de erflater die een echtgenoot en een of meer kinderen als erfgenamen achterlaat, wordt, tenzij de erflater bij uiterste wilsbeschikking heeft bepaald dat deze afdeling geheel buiten toepassing blijft, overeenkomstig de volgende leden verdeeld.
De echtgenoot verkrijgt van rechtswege de goederen van de nalatenschap. De voldoening van de schulden van de nalatenschap komt voor zijn rekening. Onder schulden van de nalatenschap zijn hier tevens begrepen de ten laste van de gezamenlijke erfgenamen komende uitgaven ter voldoening aan testamentaire lasten.
Ieder van de kinderen verkrijgt als erfgenaam van rechtswege een geldvordering ten laste van de echtgenoot, overeenkomend met de waarde van zijn erfdeel. Deze vordering is opeisbaar:
indien de echtgenoot in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;
wanneer de echtgenoot is overleden.
De vordering is ook opeisbaar in door de erflater bij uiterste wilsbeschikking genoemde gevallen.
De in lid 3 bedoelde geldsom wordt, tenzij de erflater, dan wel de echtgenoot en het kind tezamen, anders hebben bepaald, vermeerderd met een percentage dat overeenkomt met dat van de wettelijke rente, voor zover dit percentage hoger is dan zes, berekend per jaar vanaf de dag waarop de nalatenschap is opengevallen, bij welke berekening telkens uitsluitend de hoofdsom in aanmerking wordt genomen.
Is de vordering, bedoeld in lid 3, opeisbaar geworden doordat ten aanzien van de echtgenoot de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan is de vordering, voor zover zij onvoldaan is gebleven, door beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op grond van artikel 356 lid 2 van de Faillissementswet wederom niet opeisbaar. Artikel 358 lid 1 van de Faillissementswet vindt ten aanzien van de vordering geen toepassing.
In deze titel wordt onder echtgenoot niet begrepen een van tafel en bed gescheiden echtgenoot.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Burgerlijk Wetboek Boek 4
artikel: 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 30, 80, 81, 87, 120, 127, 182, 183, 188, 202, 204, 226
Burgerlijk Wetboek Boek 6
artikel: 249
Burgerlijk Wetboek Boek 7
artikel: 7.17.2.5b, 229, 268, 423, 438, 675, 950
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
artikel: 1780
Inkomstenbelasting, aanmerkelijk belang, verzamelbesluit
tekst: tekst
Inkomstenbelasting, inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
tekst: tekst
Schenk- en erfbelasting, toepassing van artikel 9, 10 en 15 van de Successiewet 1956
tekst: tekst
Successiewet 1956
artikel: 1, 21, 30, 78
Visserijwet 1963
artikel: 34
Wet inkomstenbelasting 2001
artikel: 5.4
Wet op belastingen van rechtsverkeer
artikel: 15
(13-05-2023)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
nieuw |
18-04-2002 |
11-11-2002 |