Voor zover de erfgenamen over de vaststelling van de omvang van de in artikel 13 lid 3 bedoelde geldvordering niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt deze op verzoek van de meest gerede partij door de kantonrechter vastgesteld. De artikelen 677 tot en met 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien bij de vaststelling van de in artikel 13 lid 3 bedoelde geldvordering:
omtrent de waarde van de goederen en de schulden van de nalatenschap is gedwaald en daardoor een erfgenaam voor meer dan een vierde is benadeeld,
het saldo van de nalatenschap anderszins onjuist is berekend, dan wel
de geldvordering niet is berekend overeenkomstig het deel waarop het kind aanspraak kon maken,
wordt de vaststelling op verzoek van een kind of de echtgenoot dienovereenkomstig door de kantonrechter gewijzigd. Op de vaststelling is hetgeen omtrent verdeling is bepaald in de artikelen 196 leden 2, 3 en 4, 199 en 200 van Boek 3 van overeenkomstige toepassing.
Bij de vaststelling van de geldvordering zijn de artikelen 229 tot en met 233 van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 187 en 188 van Boek 3 zijn op de vaststelling van overeenkomstige toepassing.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Burgerlijk Wetboek Boek 4
artikel: 23
(13-05-2023)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
05-02-2004 |
05-02-2004 |
||||||
nieuw |
18-04-2002 |
11-11-2002 |