Ieder der partijen is bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
De partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De vergoeding, bedoeld in lid 2, is:
in geval van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die tussentijds kan worden opgezegd, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren;
in geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd.
De partij die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd, in strijd met lid 1 opzegt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. De kantonrechter kan de vergoeding, bedoeld in dit lid, matigen indien hem dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, maar tot niet minder dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden. De werknemer kan de kantonrechter verzoeken de opzegging te vernietigen.
De kantonrechter kan de vergoeding, bedoeld in lid 2:
matigen, indien hem dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, met dien verstande dat de vergoeding, bedoeld in lid 3, onderdeel a, ten minste gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij toepassing van de opzegtermijn, bedoeld in artikel 672, had behoren voort te duren;
op een hoger bedrag stellen, indien de opzegging geschiedt door de werknemer en hem dit gelet op de omstandigheden billijk voorkomt.
Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden bepaald dat de kantonrechter de vergoeding, bedoeld in lid 4, op een hoger bedrag kan stellen ten laste van de werknemer, indien de werknemer een in die regeling aan te wijzen functie in een bedrijfstak uitoefende. Uitsluitend functies in een bedrijfstak die zijn aangewezen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 668a, lid 8, kunnen worden aangewezen als een functie als bedoeld in de eerste zin.
Elk beding waarbij de bevoegdheid, bedoeld in lid 1 of in lid 4, laatste zin, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Ambtenarenwet 2017
artikel: 13a
Besluit Kapittel voor de civiele orden
artikel: 3
Besluit mandaat, volmacht en machtiging Autoriteit Consument en Markt
artikel: 6
Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2019
artikel: 5, 6
Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019
artikel: 4, 5
Besluit mandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Emissieautoriteit 2021
artikel: 4
Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2013
bijlage: bij artikel 12 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2013
Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019
artikel: 1
Besluit ondervolmacht personele aangelegenheden BZK Kerndepartement
bijlage: 1
Besluit ondervolmacht personele aangelegenheden DGABD
bijlage: bijlage
Besluit regeling positie vertegenwoordiger Nederlandse regering van Aruba, Curaçao en Sint Maarten
artikel: 2
Besluit volmacht en machtiging IMG 2020
artikel: 3
Burgerlijk Wetboek Boek 7
artikel: 670a, 686a, 671, 678, 679, 683, 725
Comptabiliteitswet 2016
artikel: 7.3
Mandaatbesluit AIVD 2021
bijlage: 1
Organisatie- en mandaatbesluit Inspectie van het Onderwijs 2022
artikel: 11
Regeling ketenbepaling bijzondere functies en hogere vergoeding kantonrechter
artikel: 2
Wet Nationale ombudsman
artikel: 11
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
artikel: 34, 103
(19-01-2024)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
Aanhangig |
||||||||
wijziging |
14-04-2016 |
Stb. 2016, 147
|
||||||
wijziging |
25-11-2015 |
02-12-2015 |
||||||
wijziging |
14-06-2014 |
10-07-2014 |
||||||
wijziging |
26-11-2014 |
10-12-2014 |
||||||
wijziging |
19-12-2003 |
19-12-2003 |
||||||
wijziging |
14-03-2003 |
20-05-2003 |
||||||
wijziging |
18-04-2002 |
17-05-2002 |
||||||
wijziging |
14-05-1998 |
02-06-1998 |
||||||
wijziging |
24-12-1998 |
02-06-1998 |
||||||
nieuw |
06-06-1996 |
10-01-1997 |
Opmerkingen
1) Deze wijziging treedt niet meer in werking. De wijziging is ingetrokken door Stb. 2016/148.
2) Artikel XXII, eerste lid, van Stb. 2014/216 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.
3) De wijzigingsopdracht is niet geheel juist.
4) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
5) De wijzigingsopdracht is niet geheel juist.
6) Treedt in werking als de Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 enz. (Flexibiliteit en zekerheid) (Stb. 1998, 300) in werking treedt.