De kwaliteit van de strafrechtelijke handhaving door de boa’s dient te worden gemonitord door de toezichthouder en de direct toezichthouder. Dit om twee redenen:
om de kwaliteit van de opsporing door de boa’s te kunnen monitoren en te waarborgen;
om mede daardoor optimaal gebruik te kunnen maken van het grote opsporingspotentieel van de boa’s.
Daar waar een boa opsporingshandelingen verricht, is hij voor dit optreden verantwoording verschuldigd aan de officier van Justitie. Vanwege deze gezagsrelatie is er met betrekking tot de regeling van het toezicht over de boa gekozen een hoofdofficier van justitie als toezichthouder aan te stellen. De mogelijke aanwijzingen van de toezichthouder betreffen het functioneren van de boa in meer algemene zin, onder meer gerelateerd aan de eisen van de wet en het BBO.
In de uitoefening van het dagelijks toezicht op de boa met betrekking tot een juiste uitoefening van opsporingsbevoegdheden, een goede samenwerking met de politie, de naleving van de instructie en deels ook het onderricht, is voorzien met de benoeming van een direct toezichthouder. In de regel zal dit een korpschef van een regionaal politiekorps zijn.
(19-03-2015)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
01-01-2016 |
intrekking-regeling |
10-01-2011 |
10-01-2011 |
Stcrt. 2011, 926
|
||||
nieuwe-regeling |
10-01-2011 |
10-01-2011 |
Opmerkingen
1) Inwerkingtreding voorheen door Stcrt. 2011/926 gesteld op 31 maart 2014.