Artikel 42 van het BBO schrijft voor dat de werkgever van een boa terstond een afschrift van een klacht over het optreden van een boa betreffende de uitoefening van zijn bevoegdheden als boa aan de toezichthouder en direct toezichthouder sturen. Het oordeel van de toezichthouder over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van de bevoegdheden wordt in acht genomen door de werkgever bij de afhandeling van de klacht.
Een gedraging van een boa wordt opgevat als een gedraging van het bestuursorgaan waaronder de boa ressorteert. Klachten over een boa kunnen worden ingediend bij de Nationale ombudsman, ook indien de ambtenaar in dienst is van een gemeente die een eigen ombudsvoorziening heeft (artikel 1a, eerste lid, onder d van de Wet Nationale ombudsman).
Indien de boa niet in dienst is van een bestuursorgaan, maar van een privaatrechtelijke organisatie (bijvoorbeeld de Stichting Landelijke Inspectie Dierenbescherming of de Vereniging Natuurmonumenten), dan rekent de Nationale Ombudsman de gedragingen van de boa toe aan de Minister van Veiligheid en Justitie en derhalve acht hij zich bevoegd.
In hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de procedure beschreven die moet worden gevolgd bij het indienen van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan. Voorts bevat dit hoofdstuk regels over het indienen van een klacht bij een ombudsman.
De Awb-klachtenprocedure vindt plaats voorafgaand aan een eventuele procedure bij de Nationale ombudsman. Deze is niet verplicht een klacht in behandeling te nemen, als de klager niet eerst een klacht heeft ingediend bij het verantwoordelijke bestuursorgaan. Klachten die betrekking hebben op de wijze van klachtbehandeling door het bestuursorgaan hoeven niet eerst bij het bestuursorgaan te worden ingediend.
In het BBO zijn regels gegeven over onder andere het toezicht op boa’s. Voor het dagelijks functioneren van de boa is de werkgever verantwoordelijk. De toezichthouder ziet er op toe dat de boa zijn taak bij de opsporing van strafbare feiten naar behoren vervult en op een juiste wijze gebruik maakt van zijn bevoegdheden. Als er een klacht wordt ingediend over een boa, moet bij de behandeling van de klacht ook rekening worden gehouden met artikel 42 van het BBO. Indien een klacht betrekking heeft op de uitoefening van bevoegdheden als boa, dan verplicht artikel 42, eerste lid, van het BBO de werkgever om direct een afschrift van de klacht aan de toezichthouder en de direct toezichthouder te zenden. Dit stelt de toezichthouder in staat om een oordeel te geven over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van de bevoegdheden als boa. Ook kan de toezichthouder dan tijdig beslissen over de vraag of het opportuun is om tot vervolging over te gaan. Bij de uitoefening van bevoegdheden als boa gaat het om de uitoefening van bevoegdheden in het kader van de opsporing van strafbare feiten, dat wil zeggen de feiten tot de opsporing waarvoor een boa beëdigd is.
Bij de bevoegdheden kan onder meer worden gedacht aan de bevoegdheden als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 en de eventuele toegekende bevoegdheid tot het gebruik van (een) geweldsmiddel(en).
Op grond van artikel 42, tweede lid, van het BBO moet de werkgever bij de afhandeling van de klacht het oordeel van de toezichthouder over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van bevoegdheden in acht nemen. Deze bepaling betekent in het licht van hoofdstuk 9 van de Awb dat de werkgever dit oordeel moet laten meewegen bij zijn uiteindelijke oordeel over de klacht.
Nadat een klacht is behandeld ingevolge de regels die de Awb stelt, wordt het oordeel van de toezichthouder, over de wijze waarop de boa en daarmee het bestuursorgaan zich heeft gedragen, betrokken in de afweging tot de uiteindelijke besluitvorming door het bevoegd gezag. Het oordeel van de toezichthouder heeft geen bindend karakter. Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan kan geen beroep worden ingesteld. De klager ontvangt altijd schriftelijk bericht over de wijze waarop zijn klacht is afgedaan. Als de klacht gegrond wordt geacht, dan verdient het aanbeveling om in de afdoeningsbrief ook in te gaan op eventuele maatregelen die naar aanleiding van de gegrondheid van de klacht worden genomen. In de afdoeningsbrief wordt de klager, onafhankelijk of de klacht al dan niet gegrond wordt geacht, gewezen op de mogelijkheid om binnen een jaar na ontvangst van de afdoeningsbrief een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman.
Op grond van artikel 9:12a van de Awb moeten schriftelijke klachten worden geregistreerd en jaarlijks geanonimiseerd worden gepubliceerd. Het verdient aanbeveling dat werkgevers aan wie ingevolge artikel 142, eerste lid, onder b, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering een categoriale beschikking is verleend, de informatie over de afhandeling van klachten opnemen in het door hen op te stellen jaarverslag.
De hiervoor omschreven klachtenprocedure is primair gericht op het functioneren van het bestuursorgaan. Indien wordt geoordeeld dat een klacht gegrond is, dan kan dat gevolgen hebben voor de betrokken boa. De disciplinaire c.q. tuchtrechtelijke weg die kan worden gevolgd valt buiten de reguliere klachtenprocedure en wordt in deze circulaire buiten beschouwing gelaten.
Regelgeving die op dit bijlage is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit bijlage als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit bijlage
(19-03-2015)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
01-01-2016 |
intrekking-regeling |
10-01-2011 |
10-01-2011 |
Stcrt. 2011, 926
|
||||
nieuwe-regeling |
10-01-2011 |
10-01-2011 |
Opmerkingen
1) Inwerkingtreding voorheen door Stcrt. 2011/926 gesteld op 31 maart 2014.