Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 20

  • 1

    Een gasturbine of gasturbine-installatie wordt zodanig gebruikt dat de emissie van stikstofoxiden met het rookgas, betrokken op de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstof, niet meer bedraagt dan:

    • a.

      voor een gasturbine, waarvoor voor 1 mei 1998 vergunning is verleend: 200 g/GJ, vermenigvuldigd met een factor gelijk aan eendertigste van het gasturbinerendement en teruggerekend op ISO-luchtcondities;

    • b.

      voor een gasturbine, waarvoor op of na 1 mei 1998, maar voor 27 november 2002 vergunning is verleend en voor een gasturbine met een thermisch vermogen van minder dan 50 MW, waarvoor op of na 27 november 2002 vergunning is verleend: 65 g/GJ, teruggerekend op ISO-luchtcondities;

    • c.

      voor een met aardgas gestookte gasturbine met een thermisch vermogen van 50 MW of meer, waarvoor op of na 27 november 2002 vergunning is verleend: 45 g/GJ;

    • d.

      voor een met andere brandstoffen dan aardgas gestookte gasturbine met een thermisch vermogen van 50 MW of meer, waarvoor op of na 27 november 2002 vergunning is verleend: 65 g/GJ;

    • e.

      voor een gasturbine-installatie, waarvoor voor 27 november 2002 vergunning is verleend, en voor een gasturbine-installatie met een thermisch vermogen van minder dan 50 MW, waarvoor op of na 27 november 2002 vergunning is verleend: 65 g/GJ, vermenigvuldigd met een factor gelijk aan eendertigste van het gasturbinerendement en teruggerekend op ISO-luchtcondities;

    • f.

      voor een met aardgas gestookte gasturbine-installatie met een thermisch vermogen van 50 MW of meer, waarvoor op of na 27 november 2002 vergunning is verleend: 45 g/GJ;

    • g.

      voor een met andere brandstoffen dan aardgas gestookte gasturbine-installatie met een thermisch vermogen van 50 MW of meer, waarvoor op of na 27 november 2002 vergunning is verleend: 65 g/GJ.

  • 2

    Bij toepassing van het eerste lid wordt een vermenigvuldigingsfactor die kleiner is dan 1, gesteld op 1.

  • 3

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt, indien in een gasturbine of gasturbine-installatie andere gasvormige brandstoffen dan aardgas van standaardkwaliteit worden gestookt, de factor, bedoeld in het eerste lid, onder a en e, vermenigvuldigd met een factor die gelijk is aan de verhouding van de onderste verbrandingswaarde van de ingezette brandstof, uitgedrukt in MJ/kg, tot een verbrandingswaarde van 38 MJ/kg, met dien verstande dat de laatstgenoemde factor minimaal 0,9 en maximaal 1,1 bedraagt.

Informatie geldend op 30-10-2015

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A
    artikel: 20a, 6, 21, 22, 27, 28

  2. Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A 2005
    artikel: 23

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(30-10-2015)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2016

intrekking-regeling

13-10-2012

Stb. 2012, 552

13-10-2012

Stb. 2012, 552

07-04-2005

wijziging

23-02-2005

Stb. 2005, 114

23-02-2005

Stb. 2005, 114

23-04-1998

wijziging

18-03-1998

Stb. 1998, 166

18-03-1998

Stb. 1998, 166

17-11-1993

wijziging

26-08-1992

Stb. 1992, 451

23-10-1993

Stb. 1993, 580

15-10-1992

wijziging

26-08-1992

Stb. 1992, 451

26-08-1992

Stb. 1992, 451

29-05-1987

nieuwe-regeling

10-04-1987

Stb. 1987, 164

10-04-1987

Stb. 1987, 164