Het College van procureurs-generaal kan een procureur-generaal machtigen een of meer van zijn bevoegdheden uit te oefenen, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
De uitoefening van een bevoegdheid door een procureur-generaal overeenkomstig het eerste lid geschiedt in naam en onder verantwoordelijkheid van het College.
Het College kan ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid algemene en bijzondere aanwijzingen geven.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(30-06-2021)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
nieuw |
19-04-1999 |
19-05-1999 |