De eigenaar van een woonruimte, een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met betrekking waartoe toepassing is gegeven aan artikel 40, eerste lid, is verplicht het gevorderde binnen de in de last aangegeven termijn ter beschikking van burgemeester en wethouders te stellen. Voor zover het gevorderde bestemd is om te worden gebruikt als woonruimte, wordt het, tenzij het in de voorafgaande periode eveneens gevorderd was, leeg aan burgemeester en wethouders ter beschikking gesteld.
Het is een ieder verboden de uitvoering van de vordering van een woonruimte, een gebouw of een gedeelte van een gebouw te belemmeren. Indien de vordering betrekking heeft op een woonwagen of woonschip, is het een ieder verboden die woonwagen of dat woonschip te verplaatsen.
Waar in het vervolg van dit hoofdstuk sprake is van de eigenaar van een overeenkomstig het eerste lid aan burgemeester en wethouders ter beschikking gestelde woonruimte of ter beschikking gesteld gebouw of gedeelte van een gebouw, wordt daaronder verstaan: degene die bevoegd zou zijn geweest tot het in gebruik geven van die woonruimte, dat gebouw of gedeelte van een gebouw, indien de vordering niet zou hebben plaats gevonden.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Geen
(31-05-2016)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
01-01-2015 |
intrekking-regeling |
04-06-2014 |
01-09-2014 |
|||||
nieuwe-regeling |
01-10-1992 |
Stb. 1992, 548 |
16-04-1993 |
Stb. 1993, 234 |
Opmerkingen
1) Artikel 51 van Stb. 2014/248 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.