Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3

  • 1

    Van gevaar voor verontreiniging van het grondwater als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid, van de Waterwet is sprake, indien in het te infiltreren water stoffen voorkomen in hogere concentraties dan in bijlage 1 voor die stoffen is aangegeven, met dien verstande dat het bevoegd gezag bij de vergunningverlening voor een of meer stoffen hogere concentraties kan toestaan in een door hen aan te geven tijdvak, indien:

    • a.

      de bodemgesteldheid of de bodemsoort zodanig is dat er geen gevaar is voor verontreiniging van het grondwater, indien water wordt geïnfiltreerd waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties of

    • b.

      gedeputeerde staten aan de vergunning zodanige voorschriften verbinden dat het gevaar voor verontreiniging van het grondwater, dat ontstaat door infiltratie van water waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties, wordt opgeheven.

  • 2

    Van gevaar voor verontreiniging van het grondwater is eveneens sprake, indien in het te infiltreren water stoffen voorkomen als bedoeld in bijlage 2, voor zover deze stoffen niet zijn genoemd in bijlage 1, en gedeputeerde staten constateren dat deze stoffen niet in zodanig geringe hoeveelheden en concentraties aanwezig zijn dat gevaar voor verslechtering van de kwaliteit van het grondwater is uitgesloten.

Informatie geldend op 07-01-2017

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(07-01-2017)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

22-12-2009

wijziging

02-12-2009

Stb. 2009, 535

10-12-2009

Stb. 2009, 549

01-06-1993

nieuwe-regeling

20-04-1993

Stb. 1993, 233

20-04-1993

Stb. 1993, 233