De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 6 en 25 van de wet is niet gehouden een melding als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet te doen in het geval de mijnbouwinstallatie voor een periode van maximaal een jaar buiten werking is, als gevolg van:
het uitvoeren van reparatie, onderhoud of aanpassingen van het gedeelte van de mijnbouwinstallatie boven de waterbodem;
het uitvoeren van een werkprogramma als bedoeld in artikel 74, eerste lid;
het doen van onderzoek na een ongeluk of een incident;
het doen van onderzoek naar de mogelijkheden en effecten van de opsporing, winning of opslag in een gemeentelijk ingedeeld gebied;
het niet kunnen uitvoeren van werkzaamheden door een van buiten komende oorzaak, waaronder het tijdelijk niet beschikbaar zijn van ondersteunende installaties, pijpleidingen, kabels, personeel, materialen, grondstoffen, hulpstoffen, of diensten van derden die noodzakelijk zijn voor het in werking houden van het mijnbouwwerk of het niet tijdig kunnen beschikken over de benodigde vergunningen of toestemmingen.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(29-12-2023)
|
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
|
wijziging |
11-11-2021 |
02-12-2021 |
||||||
|
nieuwe-regeling |
06-12-2002 |
06-12-2002 |
||||||
Opmerkingen
1) [Treedt in werking op het tijdstip waarop de Mijnbouwwet in werking treedt.]