Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 1

  • 1

    Deze wet verstaat onder:

    • a.

      landgoed: een in Nederland gelegen, geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen - voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is;

    • b.

      eigenaar:

      • 1°.

        de eigenaar van een onroerende zaak die niet is bezwaard met het beperkt recht van vruchtgebruik of, behoudens in gevallen als bedoeld in het derde lid, dat van erfpacht;

      • 2°.

        de vruchtgebruiker of, behoudens in gevallen als bedoeld in het derde lid, de erfpachter;

    • c.

      economische eigendom: een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot een onroerende zaak, dat een belang bij die zaak vertegenwoordigt. Het belang omvat ten minste enig risico van waardeverandering en komt toe aan een ander dan de civiel-juridische eigenaar. De verlening van uitsluitend het recht op levering wordt niet aangemerkt als overdracht van economische eigendom;

    • d.

      Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • e.

      Onze Ministers: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Financiën.

  • 2

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de voorwaarden waaraan een onroerende zaak moet voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een landgoed. Die voorwaarden betreffen:

    • a.

      de oppervlakte van de onroerende zaak, waarbij mede in aanmerking kan worden genomen de oppervlakte van één aangrenzende onroerende zaak die als een landgoed is aangemerkt of gelijktijdig met de eerstgenoemde onroerende zaak als een landgoed wordt aangemerkt, indien tussen de beide onroerende zaken een nauwe historische band bestaat;

    • b.

      het percentage van de oppervlakte van de onroerende zaak dat ten minste met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezet dient te zijn alsmede de aard van de natuurterreinen, bossen en andere houtopstanden;

    • c.

      de omvang en hoedanigheid van de niet met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette terreinen, al dan niet gerelateerd aan de hoedanigheid van direct aan de onroerende zaak grenzende terreinen;

    • d.

      de wijze en de aard van de bebouwing;

    • e.

      het soort gebruik dat van de terreinen en de opstallen wordt gemaakt.

  • 3

    Indien een onroerende zaak bezwaard is met het recht van erfpacht wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, in plaats van de erfpachter de hoofdgerechtigde van die onroerende zaak aangemerkt als de eigenaar, indien de hoofdgerechtigde aantoont dat bij de erfpachter geen economische eigendom van de onroerende zaak berust.

  • 4

    In afwijking in zoverre van het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld inzake de voorwaarden waaraan een onroerende zaak, die voldoet aan de in het tweede lid, onderdelen a, c, d en e bedoelde voorwaarden, doch niet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, moet voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een landgoed.

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-01-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

wijziging

23-12-2015

Stb. 2015, 540

34305

01-01-2019

wijziging

19-12-2018

Stb. 2018, 507

35027

19-12-2018

Stb. 2018, 507

25-01-2014

wijziging

18-12-2013

Stb. 2014, 14

33773

20-01-2014

Stb. 2014, 31

Alg. 1

01-01-2014

wijziging

16-10-2013

Stb. 2013, 413

33637

16-10-2013

Stb. 2013, 413

08-02-2012

wijziging

22-12-2011

Stb. 2012, 19

32871

25-01-2012

Stb. 2012, 31

Alg. 2

01-01-2012

wijziging

24-11-2011

Stb. 2011, 562

32810

24-11-2011

Stb. 2011, 562

11-07-2008

wijziging

03-07-2008

Stb. 2008, 262

31404

03-07-2008

Stb. 2008, 263

01-06-2007

wijziging

14-12-2000
samen met
15-12-2005

Stb. 2000, 551
samen met
Stb. 2005, 683

27030
samen met
30306

21-05-2007

Stb. 2007, 188

06-12-1995

wijziging

16-11-1995

Stb. 1995, 582

24159

16-11-1995

Stb. 1995, 582

01-01-1992

wijziging

02-04-1991
samen met
02-04-1991

Stb. 1991, 199
samen met
Stb. 1991, 199

25-10-1989

Stb. 1989, 491

wijziging

11-06-1992

Stb. 1992, 286

11-06-1992

Stb. 1992, 286

29-06-1989

vervallen

25-05-1989

Stb. 1989, 205

20089

14-06-1989

Stb. 1989, 206

nieuw

25-05-1989

Stb. 1989, 205

20089

14-06-1989

Stb. 1989, 206

01-01-1928

nieuwe-regeling

15-03-1928

Stb. 1928, 63

15-03-1928

Stb. 1928, 63

Opmerkingen

  • 1) Abusievelijk is een wijziging geformuleerd die niet kan worden doorgevoerd.

  • 2) Abusievelijk is een wijziging geformuleerd die niet kan worden doorgevoerd.