Een bank met zetel in Nederland, die ingevolge artikel 143 van de CRR toestemming heeft om risicogewogen posten voor blootstellingen met betrekking tot natuurlijke personen, als bedoeld in artikel 147(5)(a)(i) van de CRR, te berekenen aan de hand van de interneratingbenadering, voldoet met betrekking tot het totaal van de blootstellingen op natuurlijke personen gedekt door niet-zakelijk onroerend goed in Nederland ten minste aan de vereiste gemiddelde risicoweging als bedoeld in lid 2 van dit artikel.
De minimaal vereiste gemiddelde risicoweging wordt als volgt berekend:
Voor elke individuele blootstelling wordt het risicogewicht berekend door een risicogewicht van 12% te hanteren voor het deel van de lening dat niet hoger is dan 55% van de marktwaarde van het onroerend goed dat dient als dekking van de lening, en een risicogewicht van 45% voor het resterende deel van de lening.
Van de aldus berekende risicogewichten voor de individuele blootstellingen wordt het gemiddelde berekend, gewogen op basis van de omvang van elke individuele blootstelling.
Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op leningen voor zover deze geheel of gedeeltelijk gedekt zijn door de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.
Dit artikel vervalt per 1 december 2026.
(25-10-2024)
|
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
|
01-12-2026 |
vervallen |
07-10-2021 |
07-10-2021 |
Stcrt. 2021, 44119
|
||||
|
01-01-2025 |
wijziging |
16-10-2024 |
16-10-2024 |
|||||
|
30-11-2024 |
wijziging |
16-10-2024 |
16-10-2024 |
|||||
|
wijziging |
10-10-2022 |
10-10-2022 |
||||||
|
nieuw |
07-10-2021 |
07-10-2021 |
||||||
Opmerkingen
1) Inwerkingtreding voorheen door Stcrt. 2021/44119 gesteld op 1 december 2022.Inwerkingtreding voorheen door Stcrt. 2022/27251 gesteld op 1 december 2024.