Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 11c Deeltijd

  • 1

    Ingeval een belastingplichtige op jaarbasis minder dan 1.750 uren besteedt aan werkzaamheden op grond waarvan hij verplicht deelneemt aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet, wordt voor de overeenkomstige toepassing, bedoeld in artikel 3.18, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, van de artikelen 18a, zevende lid, onderdeel a, en 18ga, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 het aldaar bedoelde bedrag vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder deeltijdfactor verstaan: een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het aantal uren dat de belastingplichtige op jaarbasis besteedt aan werkzaamheden op grond waarvan hij deelneemt aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet en de noemer door 1.750, waarbij de uitkomst ten hoogste 1 bedraagt.

  • 3

    Ingeval een belastingplichtige in een kalenderjaar dat is gelegen in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum ten opzichte van het laatste kalenderjaar van de periode die direct voorafgaat aan de eerstgenoemde periode ten hoogste 50% minder uren per jaar besteedt aan werkzaamheden op grond waarvan hij deelneemt aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet, mag als pensioengevend inkomen worden aangemerkt: het pensioengevend inkomen, bedoeld in artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, van de wet, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de deeltijdfactor van het laatstgenoemde kalenderjaar en de deeltijdfactor van het eerstgenoemde kalenderjaar. Ingeval de vorige volzin toepassing vindt, wordt voor de toepassing van het eerste lid als deeltijdfactor in aanmerking genomen: de deeltijdfactor van het in de eerste volzin als tweede genoemde kalenderjaar.

  • 4

    Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, zijn onderbroken vanwege zwangerschap of bevalling van de belastingplichtige, worden deze tijdens de periode die overeenkomt met de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voor vrouwelijke werknemers, voor de bepaling van het aantal gewerkte uren, bedoeld in het tweede lid, geacht niet te zijn onderbroken.

Informatie geldend op 12-01-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
    artikel: 22

  2. Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
    artikel: 30

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(12-01-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2019

wijziging

19-12-2018

Stb. 2018, 514

19-12-2018

Stb. 2018, 514

01-04-2017

t/m 01-01-2017

wijziging

16-03-2017

Stb. 2017, 117

16-03-2017

Stb. 2017, 117

01-01-2015

nieuw

18-12-2013

Stb. 2013, 569

18-12-2013

Stb. 2013, 569