Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 15 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen; in aanmerking te nemen premies voor lijfrenten; waardeaangroei

  • 1

    Voor de toepassing van artikel 3.127, eerste en vierde lid, van de wet, verstrekt de verzekeraar van een pensioen als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet aan de belastingplichtige een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen aangroei van het bedrag van de jaarlijkse uitkeringen van de aan hem toekomende aanspraken die recht geven op een levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom, voor zover deze aangroei het gevolg is van de toeneming van de diensttijd in dat voorafgaande kalenderjaar.

  • 2

    De aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen pensioenaangroei, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald als volgt:

    • a.

      bij een aan een beschikbare premie gerelateerde levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom: door de op het voorafgaande kalenderjaar betrekking hebbende premies te vermenigvuldigen met de volgende factor:

      Indien de belastingplichtige bij het begin van het voorafgaande kalenderjaar

      factor

      15 jaar of ouder, doch jonger dan 20 jaar is

      0,45

      20 jaar of ouder, doch jonger dan 25 jaar is

      0,37

      25 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is

      0,31

      30 jaar of ouder, doch jonger dan 35 jaar is

      0,26

      35 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is

      0,21

      40 jaar of ouder, doch jonger dan 45 jaar is

      0,18

      45 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is

      0,14

      50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is

      0,12

      55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is

      0,10

      60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is

      0,08

      65 jaar of ouder is

      0,07

    • b.

      bij overige aan het inkomen gerelateerde levenslange inkomensvoorzieningen bij ouderdom: door het opbouwpercentage van het voorafgaande kalenderjaar van de aan de belastingplichtige toekomende pensioenaanspraken te vermenigvuldigen met de pensioengrondslag van het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3

    De opgave van de pensioenaangroei wordt door de verzekeraar binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de pensioenaangroei betrekking heeft, aan de belastingplichtige verstrekt.

  • 4

    De pensioengrondslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt bepaald door het pensioengevend inkomen van het voorafgaande kalenderjaar te verminderen met het in het voorafgaande kalenderjaar ingevolge de pensioenregeling in aanmerking genomen bedrag ter zake van uitkeringen als bedoeld in artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet.

  • 5

    Ingeval het pensioen op grond van de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum eerder ingaat dan op de eerste dag van de maand waarin de pensioenrichtleeftijd, bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt bereikt en er geen sprake is van een aan een beschikbare premie gerelateerde levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom, wordt de in het eerste lid bedoelde aangroei gesteld op de met toepassing van het tweede lid, onderdeel b, bepaalde aangroei, vermenigvuldigd met de volgende factor:

    In de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum

    factor

    67 jaar of ouder

    1,875/1,738

    66 jaar of ouder, doch jonger dan 67 jaar

    1,875/1,615

    65 jaar of ouder, doch jonger dan 66 jaar

    1,875/1,503

    64 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar

    1,875/1,401

    63 jaar of ouder, doch jonger dan 64 jaar

    1,875/1,309

    62 jaar of ouder, doch jonger dan 63 jaar

    1,875/1,224

    61 jaar of ouder, doch jonger dan 62 jaar

    1,875/1,147

    jonger dan 61 jaar

    1,875/1,075

Informatie geldend op 12-01-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Aanpassingsbesluit van enige uitvoeringsbesluiten (belastingherziening 2001)
    artikel: I

  2. Inkomstenbelasting, lijfrenten en rechten op periodieke uitkeringen
    tekst: tekst

  3. Loonheffingen, inkomstenbelasting, internationale aspecten van pensioenen en stamrechten
    bijlage: VII

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(12-01-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2019

wijziging

21-12-2016

Stb. 2016, 549

21-12-2016

Stb. 2016, 549

wijziging

20-12-2017

Stb. 2017, 524

20-12-2017

Stb. 2017, 524

01-01-2018

wijziging

20-12-2017

Stb. 2017, 524

20-12-2017

Stb. 2017, 524

01-01-2016

wijziging

23-12-2015

Stb. 2015, 544

23-12-2015

Stb. 2015, 544

wijziging

17-12-2014

Stb. 2014, 579

17-12-2014

Stb. 2014, 579

01-01-2015

wijziging

18-12-2013

Stb. 2013, 569

18-12-2013

Stb. 2013, 569

wijziging

17-12-2014

Stb. 2014, 579

17-12-2014

Stb. 2014, 579

13-09-2014

t/m 01-01-2014

wijziging

04-09-2014

Stb. 2014, 321

04-09-2014

Stb. 2014, 321

01-01-2014

wijziging

18-12-2013

Stb. 2013, 569

18-12-2013

Stb. 2013, 569

01-01-2006

wijziging

15-12-2005

Stb. 2005, 686

15-12-2005

Stb. 2005, 686

01-01-2004

t/m 01-01-2003

wijziging

15-12-2003

Stb. 2003, 535

15-12-2003

Stb. 2003, 535

01-01-2003

wijziging

13-12-2002

Stb. 2002, 635

13-12-2002

Stb. 2002, 635

01-01-2001

nieuwe-regeling

20-12-2000

Stb. 2000, 641

20-12-2000

Stb. 2000, 641