Indien op grond van artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 aan een belastingplichtige ter zake van geconserveerd inkomen uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kwijtschelding van belasting is verleend wegens in Nederland verschuldigde dividend- of inkomstenbelasting ter zake van nadien genoten reguliere voordelen uit die aandelen of winstbewijzen, wordt ten aanzien van hem de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan het bedrag van die reguliere voordelen.
Indien op grond van artikel 26, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 aan een belastingplichtige ter zake van geconserveerd inkomen uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kwijtschelding van belasting zal worden verleend wegens een vervreemding van tot dat belang behorende aandelen of winstbewijzen tegen een lagere waarde dan waarvan is uitgegaan voor de bepaling van dat geconserveerd inkomen, wordt ten aanzien van hem de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze vervreemde aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag dat zal worden kwijtgescholden aan belasting.
Indien op grond van artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 bij een belastingplichtige ter zake van geconserveerd inkomen uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen het uitstel van betaling voor de verschuldigde belasting is beëindigd, wordt ten aanzien van hem de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd.
Indien ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige ten aanzien van de overdrager een conserverende belastingaanslag is opgelegd en met betrekking tot die belastingaanslag krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting is verleend wegens in Nederland verschuldigde dividend- of inkomstenbelasting ter zake van nadien door de belastingplichtige genoten reguliere voordelen uit die aandelen of winstbewijzen, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan het bedrag van die reguliere voordelen.
Indien ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige ten aanzien van de overdrager een conserverende belastingaanslag is opgelegd en met betrekking tot die belastingaanslag krachtens artikel 26, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting zal worden verleend wegens een vervreemding van tot dat belang behorende aandelen of winstbewijzen door de belastingplichtige tegen een lagere waarde dan waarvan is uitgegaan voor die conserverende belastingaanslag, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze vervreemde aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag dat zal worden kwijtgescholden aan belasting.
Indien ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige ten aanzien van de overdrager een conserverende belastingaanslag is opgelegd en met betrekking tot die aanslag krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 het uitstel van betaling voor de verschuldigde belasting is beëindigd, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd.
Het vierde tot en met zesde lid is ook van toepassing indien het betreft een kwijtschelding van een conserverende belastingaanslag of een beëindiging van het uitstel van betaling van een conserverende belastingaanslag waarvan het uitstel van betaling krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 is voortgezet bij de vervreemding aan de belastingplichtige.
(12-01-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
t/m 15-09-2015 |
wijziging |
23-12-2015 |
23-12-2015 |
|||||
wijziging |
23-12-2010 |
23-12-2010 |
||||||
wijziging |
23-12-2009 |
23-12-2009 |
||||||
wijziging |
16-12-2004 |
16-12-2004 |
||||||
t/m 11-03-2004 |
wijziging |
16-12-2004 |
16-12-2004 |
|||||
nieuwe-regeling |
20-12-2000 |
20-12-2000 |