Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 33

  • 1

    Een overeenkomst van huur en verhuur van visrecht, voor zover aangegaan voor een periode van zes jaren, wordt van rechtswege verlengd voor een gelijke periode, tenzij:

    • a.

      de verhuurder uiterlijk acht maanden voor het eind van de lopende overeenkomst aan de huurder een nieuwe overeenkomst van huur en verhuur van visrecht heeft aangeboden of aan hem schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht niet te willen voortzetten, of

    • b.

      de huurder, indien door de verhuurder geen toepassing is gegeven aan onderdeel a, voor het einde van de lopende overeenkomst aan de verhuurder schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht niet te willen voortzetten.

  • 2

    Tenzij de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht is aangegaan voor een jaar of een periode korter dan een jaar, kan de huurder de Kamer verzoeken de lopende overeenkomst te verlengen:

    • a.

      indien de verhuurder hem een nieuwe overeenkomst heeft aangeboden waarmee hij zich niet kan verenigen;

    • b.

      indien de verhuurder hem te kennen heeft gegeven de overeenkomst niet te willen voortzetten, of

    • c.

      in het geval die overeenkomst is aangegaan voor een andere tijdsduur dan zes jaren.

    Dit verzoek wordt ten minste een half jaar vóór het einde van de lopende overeenkomst gedaan.

  • 3

    Een verzoek als bedoeld in het tweede lid kan worden beperkt tot een gedeelte van het visrecht, waarop de overeenkomst betrekking heeft.

  • 4

    De Kamer beslist naar billijkheid, evenwel met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 5

    De Kamer wijst het verzoek in ieder geval af indien de verhuurder de overeenkomst niet wil voortzetten wegens de omstandigheid dat de huurder voor het einde van de lopende overeenkomst de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt of zal bereiken.

  • 6

    Indien een doelmatige bevissing van het water, waarop de overeenkomst betrekking heeft dan wel van het complex van wateren, waartoe dat water behoort, door de toewijzing van het verzoek zou worden belemmerd, wijst de Kamer het verzoek af dan wel beperkt zij de verlenging tot een gedeelte van het visrecht.

  • 7

    Indien en voor zover de Kamer het verzoek toewijst, stelt zij de duur vast voor welke de verlenging zal gelden en welke ten hoogste zes jaren zal bedragen.

  • 8

    Ingeval de verlenging tot een gedeelte van het visrecht wordt beperkt, stelt de Kamer de prestatie van de huurder vast.

  • 9

    Indien de Kamer een niet overeenkomstig het bepaalde in het derde lid beperkt verzoek tot verlenging toewijst, kan zij, indien daartoe naar haar oordeel aanleiding bestaat, de prestatie van de huurder herzien.

  • 10

    Indien de Kamer het verzoek geheel of onder beperkingen toewijst, kan zij de overeenkomst wijzigen of aan haar besluit voorschriften verbinden ter verzekering van de belangen van de verhuurder of van de bij de uitoefening van het visrecht betrokken visserijbelangen van derden. Alsdan is artikel 30, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Informatie geldend op 03-01-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Reglement voor de Kamer voor de Binnenvisserij 1964
    artikel: 12

  2. Vaststellingsbesluit selectielijst neerslag handelingen Minister van Justitie beleidsterrein Binnenvisserij 1945–1999
    bijlage: Binnenvisserij

  3. Visserijwet 1963
    artikel: 56

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(03-01-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2013

wijziging

02-08-2012

Stb. 2012, 361

12-07-2012

Stb. 2012, 329

Inwtr. 1

01-09-1999

wijziging

26-06-1998

Stb. 1998, 449

25795

15-12-1998

Stb. 1998, 698

01-01-1970

wijziging

28-08-1969

Stb. 1969, 383

9507

17-12-1969

Stb. 1969, 611

01-06-1964

nieuwe-regeling

30-05-1963

Stb. 1963, 312

6560

08-05-1964

Stb. 1964, 142

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking treedt.