Voor de KRW rapportages worden de belastingen op het oppervlaktewater onderverdeeld in vijf categorieën:
puntbronnen
diffuse bronnen
onttrekkingen
regulering waterbewegingen
morfologische aanpassingen
De informatie met betrekking tot de puntbronnen en diffuse bronnen is afkomstig van de landelijke emissieregistratie.
Informatie over belastingen in de categorieën onttrekkingen, regulering waterbewegingen en morfologische aanpassingen wordt ingevuld door de waterbeheerders op de website Inventarisatie Druk/belasting Oppervlaktewaterlichamen. De gegevens worden in 2010 geïntegreerd met andere KRW informatie op het KRW Portaal. Na integratie zal de beschikbare informatie op een andere, efficiëntere manier opgeslagen worden. Het hieronder beschreven formaat heeft dus een beperkte geldigheid.
Er worden 54 typen belasting onderscheiden, onderverdeeld in 3 hoofdgroepen:
onttrekkingen
regulering waterbeweging en morfologische aanpassing
andere belastingen
Voor elk waterlichaam uit het beheergebied van de waterbeheerder wordt voor alle 54 typen belasting aangegeven of de betreffende belasting aanwezig is en of de aanwezigheid significant is. Aanwezigheid en significantie wordt door middel van een vinkje op de website aangegeven. De beheerder heeft de mogelijkheid per type belasting een nadere toelichting te geven. Per waterlichaam vult de waterbeheerder onderstaande tabel in:
Nummer |
Belasting |
Aanwezig |
Significant |
Commentaar |
Onttrekkingen | ||||
1 |
Voor landbouw, bosbouw en visserij (o.m. irrigatie) |
|||
2 |
Voor publieke (drink)watervoorziening |
|||
3 |
Voor industrieën |
|||
4 |
Voor koelwater van elektriciteitscentrales |
|||
5 |
Voor viskwekerijen |
|||
6 |
Voor opwekken van stroom (waterkracht) |
|||
7 |
Door mijnbouw c.q. open groeves |
|||
8 |
Voor scheepvaart (waterpeil in kanalen) |
|||
9 |
Door overdracht (watervoorziening wateren) |
|||
10 |
Andere grote wateronttrekkingen |
|||
Regulering waterbeweging en morfologische aanpassing | ||||
11 |
Grondwateraanvulling |
|||
12 |
Dammen voor waterkrachtcentrales |
|||
13 |
Waterreservoirs c.q. stuwmeren |
|||
14 |
Hoogwaterbescherming: dijken, dammen, kanalen |
|||
15 |
Wateroverdracht stroomgebieden (wateraanvoer en/of waterafvoer) |
|||
16 |
Omleiden piekafvoer |
|||
17 |
Sluis (ook gemaal): verlagen waterstand (peilbeheersing) |
|||
18 |
Stuw: verschil waterstand < 30 cm: verhogen waterstand (peilbeheersing) |
|||
19 |
Stuw: verschil waterstand : verhogen waterstand (peilbeheersing) |
|||
20 |
Kanalisatie c.q. normalisatie van de waterloop |
|||
21 |
Verlies oeverzones en overstromingsvlaktes |
|||
22 |
Oeververdediging, duikers, overkluizing, kribben |
|||
23 |
Versnelde waterafvoer |
|||
24 |
Veranderingen voor de visserij |
|||
25 |
Landinfrastructuur (weg, brug e.d.) |
|||
26 |
Baggeren c.q. verdiepen (incl. zandvang) |
|||
27 |
Baggeren c.q. verdiepen in estuaria en kustzones (incl. zandvang) |
|||
28 |
Havens, scheepswerven e.d. |
|||
29 |
Landaanwinning en inpoldering |
|||
30 |
Zandsuppletie (veiligheid) |
|||
31 |
Dammen in getijdengebied (incl. veiligheid/ energie) |
|||
32 |
Barrières (niet of moeilijk (vis)passeerbare gemalen, stuwen, dammen etc.) |
|||
33 |
Ontwatering (veenoxidatie en bodemdaling) |
|||
34 |
sealing’ overstromingsvlaktes |
|||
Andere belastingen | ||||
35 |
Zwerfvuil |
|||
36 |
Dumpen ongezuiverd afvalwater/slib in zee |
|||
37 |
Intensief beheer en onderhoud (incl. oevers) |
|||
38 |
Recreatie (water en oever) |
|||
39 |
Sportvisserij |
|||
40 |
Beroepsvisserij |
|||
41 |
Uitheemse dieren/planten |
|||
42 |
Uitheemse ziekten |
|||
43 |
Klimaatverandering (zeespiegelstijging, temperatuur/droogte, hogere piekafvoer) |
|||
44 |
Verontreinigde waterbodem |
|||
45 |
Visstandsbeheer |
|||
46 |
Olie- en gaswinning (bodemdaling) |
|||
47 |
Schelpenwinning of mosselzaadwinning |
|||
48 |
Windenergie (offshore) |
|||
49 |
Delfstoffenwinning (zand, klei, grind, etc) |
|||
50 |
Warmtelozing en warmte-koudeopslag |
|||
51 |
Militair oefenterrein |
|||
52 |
Bovenstroomse aanvoer (voorbelasting buitenland) |
|||
53 |
Overige |
|||
54 |
Scheepvaart |
De Kaderrichtlijn Water vereist het vastleggen van doelen voor biologische kwaliteitselementen en enkele algemeen fysisch-chemische parameters per waterlichaam. De betreffende fysisch-chemische parameters vormen geen onderdeel van de chemische toestand, maar zijn ondersteunend voor het bereiken van de goede ecologische toestand (GET) of het goed ecologisch potentieel (GEP). De doelen dienen in principe in 2015 te worden gehaald. In de meeste gevallen wordt echter een beroep gedaan op de formele mogelijkheden die de KRW biedt om de doelen gefaseerd te bereiken waarbij het jaar 2027 als deadline wordt gehanteerd. De ecologische doelen hebben dan betrekking op deze eindsituatie. Om een goed beeld te krijgen van de ecologische toestand aan het einde van de planperiode worden tevens de verwachte waarden van de kwaliteitselementen in 2015 opgegeven. Tot slot wordt tevens per kwaliteitselement opgenomen wat de huidige toestand is. Uitgangspunt van de KRW is dat deze niet mag verslechteren.
Informatie over de ecologische doelen wordt door de waterbeheerders ingevoerd in een centrale database via de KRW-doelen website (vanaf eind 2009 geïntegreerd in het KRW-portaal)
De databank bevat waarden voor de biologische en algemeen fysisch-chemische parameters voor de huidige toestand en de situatie in 2015. De huidige toestand is in eerste instantie ingevuld als inschatting van de waterbeheerder, maar is sinds juli 2009 vervangen door de gerapporteerde toestand (formaat toestand oppervlaktewaterlichamen). De situatie 2015 wordt door de waterbeheerder ingevuld. Dat geldt eveneens voor de waarden die de grenzen tussen verschillende toestandsklassen (goed, matig, ontoereikend, slecht) markeren. Indien niets wordt ingevuld worden de landelijk vastgestelde waarden volgens de maatlatten van natuurlijke waterlichamen of de defaultwaarden van de maatlatten van sloten en kanalen aangehouden. De databank biedt de mogelijkheid om ook waarden op het niveau van deelmaatlatten toe te kennen. Deze gegevens zijn echter niet verplicht en dienen vooral voor de onderbouwing van oordelen op het niveau van maatlatten.
Voor rapportage van de ecologische doelen worden de volgende maatlatten onderscheiden (afhankelijk van het type waterlichaam kunnen bepaalde kwaliteitselementen of parameters achterwege blijven):
Tabel Maatlatten
Nr |
Maatlat |
Eenheid |
Codering |
Biologische Kwaliteitselementen | |||
7 |
Fytoplankton |
EKR |
FYTOPL |
19 |
Macrofauna |
EKR |
MAFAUNA |
33 |
Macrofyten |
EKR |
OVWFLORA |
80 |
Vis |
EKR |
VIS |
Fysisch-chemische Parameters | |||
1 |
Chloride (zomergemiddelde) |
mg Cl/l |
Cl |
2 |
Doorzicht (zomergemiddelde) |
Meter |
ZICHT |
38 |
Opgelost anorganisch stikstof (wintergemiddelde) |
Mg N/l |
DIN |
39 |
Temperatuur (maximum waarde) |
°C |
T |
40 |
Totaal fosfaat (zomergemiddelde) |
mg P/l |
P |
41 |
Totaal stikstof (zomergemiddelde) |
mg N/l |
N |
85 |
Zuurgraad (zomergemiddelde) |
– |
pH |
86 |
Zuurstofverzadiging (zomergemiddelde) |
% |
O2 |
De basis voor beoordeling van biologische kwaliteitselementen is de zogenaamde ecologische kwaliteitsratio (EKR). De EKR is de waargenomen biologische waarde gedeeld door de referentie biologische waarde. De verkregen ratio moet in principe tussen 0 en 1 liggen, waarbij een waarde in de buurt van 1 de zeer goede toestand weerspiegelt. De ratio wordt in vijf klassen ingedeeld, overeenkomend met de normatieve beschrijving van figuur 1. Voor de sterk veranderde en kunstmatige wateren wordt de doelstelling gevormd door het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De beoordeling op een vergelijkbare manier uitgevoerd waarbij het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) afgeleid wordt van de referentie conditie.
Figuur 1 – De 5 klassen van de maatlat van natuurlijke watertypen (links) en de 4 klassen van de maatlat van sterk veranderde en kunstmatige wateren (rechts) met bijbehorende kleurcodering en normatieve beschrijving.
Voor de fysisch-chemische parameters zijn eveneens maatlatten afgeleid. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van een ratio maar worden de scores uitgedrukt in de gebruikelijke eenheden.
Voor natuurlijke wateren wordt als doelstelling automatisch de Goede Ecologische Toestand (GET) aangehouden volgens de betreffende maatlatten van natuurlijke wateren. Voor de biologische kwaliteitselementen is deze gelijk aan 0,6. Voor sterk veranderde wateren wordt door de waterbeheerder een waarde voor het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) en het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) ingevuld. De waarde betreft een score (streepje) op de maatlat van de natuurlijke wateren. Voor kunstmatige wateren (watertypen M1 tot en met M10) zijn de GEP-waarden voorbedrukt. Deze zijn afkomstig van de default maatlatten voor sloten en kanalen. Indien er afgeweken wordt van de default maatlatten, dan kunnen de waarden gewijzigd worden.
Status en type van het waterlichaam zijn bekend en worden gerapporteerd volgens het formaat ‘oppervlaktewaterlichamen’ (de velden OWMSTAT en OWMTYPE). Voor het vaststellen van de maatlatten en ecologische doelen kan van deze status of van dit type afgeweken worden. De geselecteerde combinatie van status en type bepaalt de standaardwaarden voor de GET en het GEP en is tevens van belang voor de bepaling van de toestand van een waterlichaam. Voor geldige waarden voor status en type wordt verwezen naar de door IDSW gepubliceerde domeintabellen (http://www.idsw.nl )
De status en het typegebruikt voor het vaststellen van de maatlatten en doelen, worden aangeleverd in de tabel OWMDOEL volgens onderstaand formaat:
Tabel OWMDOEL: Doelstatus en doeltype
Veldnaam |
Type |
Grootte |
Omschrijving |
Domeintabel |
OWMIDENT |
Text |
60 |
Waterlichaamcode |
|
DoelStatus |
Text |
1 |
Status voor het vaststellen van de maatlatten en doelen |
http://www.idsw.nl/aquo/schemas/Aquo-domein_typekrwstatus.xsd |
DoelType |
Text |
2 |
Watertype voor het vaststellen van de maatlatten en doelen |
http://www.idsw.nl/aquo/schemas/Aquo-domein_typekrwtypologie.xsd |
De klassengrenzen en doelbereik 2015 worden voor de biologische kwaliteitselementen en de fysisch-chemische parameters aangeleverd in de tabel DOELEN volgens onderstaand formaat:
Tabel Doelen: klassegrenzen doelen en doelbereik 2015
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Toelichting |
Domeintabel |
OWMIDENT |
ja |
Tekst |
Waterlichaamcode |
|
Maatlat |
ja |
Numeriek |
Maatlatnummer |
Maatlatten |
GET |
conditioneel1 |
Tekst |
Goede Ecologische Toestand |
|
MEP |
conditioneel1 |
Tekst |
Maximaal Ecologisch Potentieel |
|
GEP |
conditioneel1 |
Tekst |
Goed Ecologisch Potentieel |
|
Matig |
ja |
Tekst |
Klassegrens voor ‘matig’ |
|
Ontoereikend |
ja |
Tekst |
Klassegrens voor ‘ontoereikend’ |
|
Slecht |
ja |
Tekst |
Klassegrens voor ‘slecht’ |
|
Huidig |
optioneel |
Tekst |
Inschatting huidige toestand, vanaf juli 2009 vervangen door gerapporteerde oordeel volgens format waterlichaam oordelen |
|
Doel2015 |
ja |
Tekst |
Doelbereik voor het jaar 2015 |
1Voor natuurlijke wateren wordt de GET gegeven, voor kunstmatige en sterk veranderde wateren wordt het MEP en GEP ingevuld.
Alle waarden voor GET, MEP, GEP, Matig, Ontoereikend, Slecht, Huidig en Doel2015 worden aangeleverd als getal in de eenheid van de maatlat. Voor de inschatting van de huidige toestand en het doelbereik 2015 kan bij het ontbreken van numerieke waarden gekozen worden voor één van de volgende letterlijke teksten: ‘goed’, ‘matig’, ‘ontoereikend’, ‘slecht’, ‘voldoet’ of ‘voldoet niet’. De inschatting van de huidige toestand is tot juli 2009 gebruikt, maar is vanaf juli 2009 niet meer relevant. De huidige toestand wordt dan gerapporteerd via het format oppervlaktewaterlichamen oordelen.
Bij de specificatie van één enkel getal als klassengrens wordt deze geïnterpreteerd zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Maatlat |
Klassegrens |
Fytoplankton |
Ondergrens |
Macrofauna |
Ondergrens |
Macrofyten |
Ondergrens |
Vis |
Ondergrens |
Chloride (zomergemiddelde) |
Bovengrens |
Doorzicht (zomergemiddelde) |
Ondergrens |
Opgelost anorganisch stikstof (nitraat, nitriet en ammonium) (wintergemiddelde) |
Bovengrens |
Temperatuur (maximum waarde) |
Bovengrens |
Totaal fosfaat (zomergemiddelde) |
Bovengrens |
Totaal stikstof (zomergemiddelde) |
Bovengrens |
Zuurgraad (zomergemiddelde) |
Ondergrens |
Zuurstofverzadiging (zomergemiddelde) |
Ondergrens |
Klassengrenzen kunnen gespecificeerd worden met de tekens <=, <, >, of >= gevolgd door een getal.
Een boven- en ondergrens wordt gespecificeerd als twee grenzen, verbonden met een min teken.
Er kunnen maximaal twee sets grenzen per klassengrens opgegeven worden. De sets dienen van elkaar gescheiden te zijn door een/teken.
Enkele voorbeelden van klassengrenzen:
Maatlat |
Grens |
Betekenis |
Vis |
0,6 |
Groter of gelijk aan 0,6 |
Fosfaat |
0,6 |
Kleiner of gelijk aan 0,6 mg/l |
Zuurgraad |
5,5 – 8,5 |
Tussen 5,5 en 8,5 |
Zuurgraad |
8,5 – 9,0/< 5,5 |
Tussen 8,5 en 9,0 of kleiner dan 5,5 |
Zuurgraad |
8,5 – 9,0/5,0 – 5,5 |
Tussen 8,5 en 9,0 of tussen 5,0 en 5,5 |
Zuurgraad |
>= 9,0/< 5 |
Groter of gelijk aan 9,0 of kleiner dan 5 |
Chloride |
150 |
Kleiner of gelijk aan 150 mg/l |
Chloride |
<150/> 3000 |
Kleiner dan 150 of groter dan 3000 |
Voor de KRW rapportages wordt de informatie met betrekking tot grondwaterlichamen en oordelen uitgewisseld in drie tabellen:
Tabel met de geografische ligging en algemene kenmerken van de grondwaterlichamen (GWB)
Tabel met de oordelen met betrekking tot de grondwaterkwaliteit (GWBKWAL)
Tabel met oordelen met betrekking tot de kwantitatieve status van de grondwaterlichamen (GWBKWAN)
De GWB tabel wordt gerepresenteerd als een vlakken in ESRI shapefile formaat, waarbij een grondwaterlichaam uit één of meerdere vlakken bestaat. Aan elk vlak worden de volgende kenmerken gekoppeld:
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Domeintabel |
Toelichting |
GWBGIDENT |
ja |
Tekst |
Unieke code van het vlak |
|
GAFIDENT |
ja |
Tekst |
GAF15NL |
Code van het (deel)stroomgebied district waar het vlak in ligt |
GWBIDENT |
ja |
Tekst |
Identificatie van het grondwaterlichaam |
|
GWBNAAM |
ja |
Tekst |
Naam van het grondwaterlichaam |
|
GWBHORIZ |
ja |
Numeriek |
Horizon |
|
GWBSUBST |
ja |
Tekst |
GWSUBST |
Substraat |
GWBOPPV |
ja |
Numeriek |
Oppervlakte in m2 |
|
GWBOPME |
nee |
Tekst |
Opmerkingen |
Unieke code van de geometrie. De code begint met ‘NLGW’ om aan te geven dat het een Nederlands grondwaterlichaam betreft. Dit is de primaire sleutel van de vlakken met grondwaterlichamen.
De code van het deelstroomgebied waar het grondwaterlichaam in ligt. Voor mogelijke codes wordt verwezen naar de domeintabel GAF15NL.
Identificatie van het grondwaterlichaam. De eerste 4 letters zijn altijd NLGW. Een grondwaterlichaam kan uit meerdere vlakken bestaan. In dat geval hebben alle vlakken dezelfde GWBIDENT maar de GWBGIDENT kan verschillen.
Voorbeeld: het grondwaterlichaam met GWBIDENT = NLGW0016 (Duin Rijn-West) bestaat uit 7 vlakjes met GWBGIDENT = NLGW001601 t/m NLGW001607. De 7 vlakken representeren 7 afzonderlijke duingebieden.
Naam van het grondwaterlichaam
Horizon van het grondwaterlichaam. Bij overlappende grondwaterlichamen wordt GWBHORIZ gebruikt om de verticale positie aan te geven. GWBHORIZ = 1 is het ondiepste, GWBHORIZ=3 is het diepste niveau.
Substraat van het grondwaterlichaam. Voor mogelijke keuzes wordt verwezen naar de domeintabel GWSUBST.
Oppervlakte van het grondwaterlichaam in vierkante meter
Opmerking over ligging, begrenzing grondwaterlichaam
In de tabel GWBKWAL worden de oordelen met betrekking tot de waterkwaliteit van de grondwaterlichamen gegeven. Voor elk grondwaterlichaam worden twee oordelen gegeven: een oordeel voor het diepe grondwater (25 meter) en een oordeel voor het ondiepe grondwater (10 meter). Afwijkende dieptes kunnen in het veld diepte_m opgegeven worden in meters beneden maaiveld.
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Domeintabel |
Toelichting |
GWBIDENT |
ja |
Tekst |
GWB |
Identificatie van het grondwaterlichaam |
Diepte |
ja |
Tekst |
GWDIEPTE |
diepteclassificatie |
Diepte_m |
ja |
Numeriek |
Diepte meetpunt (m) |
|
OrdKwlJaar |
ja |
Numeriek |
Jaar van beoordeling |
|
Cl |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor Cloride als percentage |
|
Ni |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor Nikkel als percentage |
|
As |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor Arseen als percentage |
|
Cd |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor Cadmium als percentage |
|
Pb |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor Lood als percentage |
|
Ptot |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor Fosfaat totaal als percentage |
|
Nitraat |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor nitraten als percentage (Annex I GWD, status assessment procedure in Art 4 GWD) |
|
Bestrijd01 |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor bestrijdingsmiddelen als percentage (Annex I GWD, status assessment procedure in Art 4 GWD) 0,1 µg/l |
|
Bestrijd05 |
ja |
Numeriek |
Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor bestrijdingsmiddelen als percentage (Annex I GWD, status assessment procedure in Art 4 GWD) 0,5 µg/l som |
|
OrdBestrijd |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Kwalitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voor bestrijdingsmiddelen (Annex I GWD, status assessment procedure in Art 4 GWD) |
OrdDrem |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Kwalitatief totaal oordeel drempelwaarden volgens one out, think about principe, inclusief oordeel Arseen. |
OrdKwlAlg |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Kwalitatief oordeel mbt de algemene chemische toestand (20% regel), inclusief oordeel Arseen. |
OrdKwlIntr |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Kwalitatief oordeel mbt zoutintrusies en andere intrusies. |
OrdKwlAqua |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Kwalitatief oordeel of de chemische en ecologisch toestand van oppervlaktewater significant achteruitgaat als gevolg van de kwaliteit van het grondwaterlichaam. |
OrdKwlTerr |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Kwalitatief oordeel of er significante schade optreedt aan grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen als gevolg van de kwaliteit van het grondwaterlichaam. |
OrdKwlRuww |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Kwalitatief oordeel of voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 7.3 van de KRW (kwaliteit ruwwater in ontrekkingsputten). |
UpTrend |
ja |
Tekst |
GWTREND |
Is er voor de relevante verontreinigende stoffen een significante en aanhoudende opwaardse trend zichtbaar? |
UpTrendTyp |
ja |
Tekst |
DOMGWCOD |
Indien er een significante en aanhoudende opwaardse trend zichtbaar is voor welke stof? |
OordKwal |
ja |
Tekst |
GWOORDEEL |
Totaal oordeel van de chemische toestand van het grondwater inclusief Arseen (one out, all out) |
In de tabel GWBKWAN wordt per grondwaterlichaam één regel met oordelen opgenomen. Behalve het totaal oordeel wordt tevens een oordeel gegeven over de invloed op terrestrische ecosystemen, de relatie met het oppervlaktewater en een oordeel met betrekking tot het evenwicht onttrekking/aanvulling.
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Toelichting |
Domeintabel |
GWBIDENT |
ja |
Tekst |
Identificatie grondwaterlichaam |
|
Jaar |
ja |
Tekst |
Jaar van beoordeling |
|
Evenwicht |
ja |
Tekst |
Oordeel m.b.t. verstoring evenwicht grondwateronttrekking en -aanvulling |
GWOORDEEL |
Antropogeen |
ja |
Tekst |
Oordeel m.b.t door antropogene invloed op grondwaterstand voor behalen van milieudoelstellingen (art 4.) voor bijbehorende opervlaktewateren |
GWOORDEEL |
Ecosysteem |
ja |
Tekst |
Oordeel m.b.t door antropogene invloed op grondwaterstand op afhankelijke terrestrische ecosystemen |
GWOORDEEL |
Toestand |
ja |
Tekst |
Totaal oordeel van de kwantitatieve toestand van het grondwater (one out, all out) |
GWOORDEEL |
Domeintabel GWSUBST |
Domeintabel GWDIEPTE |
Substraat |
Diepte |
Duin |
Diep |
Klei |
Ondiep |
Krijt |
Bronnen |
Zand |
Domeintabel GWOORDEEL |
Domeintabel GWTREND |
Oordeel |
Trend |
Goed |
Ja |
Onbekend |
Nee |
Ontoereikend |
Onbekend |
Het grondwater monitoringprogramma bevat locaties voor het monitoring van de kwantiteit en locaties voor het monitoren van de kwaliteit, de chemie. Binnen het onderdeel kwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen Toestand en Trend monitoring en Operationele monitoring.
Naast een samenvatting van het monitoringprogramma moet informatie per grondwatermonitoringlocatie aangeleverd worden door de provincies volgens onderstaand format.
Het monitoringprogramma grondwater is qua gegevensstructuur afgeleid van het programma voor oppervlaktewater en bevat 3 tabellen:
MLCGWB, de hoofdtabel met de unieke locaties en kenmerken daarvan
MLCGWB_DOEL, een tabel met de doelen van monitoring per locatie
MLCGWB_PAR, een tabel met de parameters die gemeten worden op een locatie
Tabel 1 en 2 worden gebruikt voor de kaarten en teksten van het SGBP en de elektronische rapportage naar de EU. Tabel 3 wordt alleen gebruikt voor de elektronische rapportage.
Tabel MLCGWB – Monitoringlocaties grondwatermeetnet
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Toelichting |
MLCIDENT |
Ja |
Tekst |
Identificatie (unieke code) van locatie |
MLCNAAM |
Ja |
Tekst |
Naam van de locatie |
GWBIDENT |
Ja |
Tekst |
Grondwaterlichaam waar locatie in ligt |
X |
Ja |
Numeriek |
X-coördinaat |
Y |
Ja |
Numeriek |
Y-coördinaat |
FILTER |
Nee |
Numeriek |
Filternummer |
MLCSOORT |
Ja |
Tekst |
Soort meetlocatie: Toestand en Trend, Operationeel of Beide |
MLCTYPE |
Ja |
Tekst |
Type meetlocatie: Kwaliteit, Kwantiteit of Beide |
CONSTRUCTION |
Ja |
Tekst |
Type meetstation. Bestaande domeinen uit DINO, code kan zijn P voor peilbuis, B voor brandput, W voor wel, L voor landbouwbuis |
TOP_DEPTH |
Conditioneel |
Numeriek |
Bovenkant filter onder maaiveld (cm) |
BOTTOM_DEPTH |
Conditioneel |
Numeriek |
Onderkant filter onder maaiveld (cm) |
DIEPTE |
Conditioneel |
Numeriek |
Diepte onder maaiveld (cm) |
OWNER |
Nee |
Tekst |
Beheerder van de locatie, in overeenstemming met DINO omschrijving en codering |
MLCOPME |
Nee |
Tekst |
Toelichting |
GAFIDENT |
Ja |
Tekst |
Code van het deelstroomgebied |
DRINKWATER |
Ja |
Ja/Nee |
Drinkwaterwinning |
De identificatie van de locatie moet uniek zijn. Voor de codering kunnen 24 karakters worden gebruikt, waarbij de eerste twee gereserveerd zijn voor een identificatie van Nederland (‘NL’, 2 posities). Voor de overige posities zijn in principe vrij te kiezen. Er worden nu twee sporen gevolgd:
De code van de beheerder (2 posities, zie WBHCODE in de domeintabellen) gevolgd door een vrij te kiezen identificatie (analoog aan de identificatie van monitoring locaties in het oppervlaktewater monitoringprogramma)
Voor de koppeling met DINO wordt voor identificatie gebruik gemaakt van het TNO-nummer gevolgd door het nummer van het filter.
Een grondwatermonitoringlocatie is dus eigenlijk een 3D locatie. Op één x,y coordinaat kunnen dus meerdere locaties voorkomen als er meerdere filters opgevoerd worden voor de KRW.
Dit is de naam van de monitoringlocatie. De naam is vrij te kiezen en dient als herkenning voor de waterbeheerder.
De code van het grondwaterlichaam waar de monitoringlocatie in ligt. Voor de lijst met coderingen wordt verwezen naar de tabel met grondwaterlichamen (GWB)
De coördinaten van de monitoringlocatie in het stelsel van Rijksdriehoekmeting. Als meerdere monitoringlocaties gedefinieerd worden met dezelfde coördinatenparen (meerdere filters in één winning) dient voor elke locatie een nieuwe, unieke code gegeven te worden.
Nummer van het filter. Dit veld is niet verplicht. Als de implementatie in/naast DINO tot stand gekomen is zal dit veld verdwijnen.
Het veld MLCSOORT geeft het soort meetlocatie: Toestand en Trend, Operationeel of beide. Voor toegestane coderingen wordt verwezen naar de domeintabel MLCSOORT in de bijlagen.
Het type locatie wordt bij MLCTYPE ingevuld. Hier wordt aangegeven of het een locatie in het Kwaliteits- of het Kwantiteitsmeetnet betreft. Voor toegestane coderingen wordt verwezen naar de domeintabel MLCTYPE in de bijlagen.
De naam CONSTRUCTION verwijst naar het EU rapportageformaat waarin aangegeven wordt of de locatie een ‘well’ (put) of een ‘spring’ (bron) betreft. In dit veld wordt de DINO codering gebruikt voor het locatietype. Voor mogelijke coderingen wordt verwezen naar de domeintabel MLCDINO.
Bovenkant van het filter in cm beneden maaiveld. Dit veld of het veld Diepte moet ingevuld worden. Als de implementatie in/naast DINO tot stand gekomen is zal dit veld verdwijnen.
Onderkant van het filter in cm beneden maaiveld. Dit veld of het veld Diepte moet ingevuld worden. Als de implementatie in/naast DINO tot stand gekomen is zal dit veld verdwijnen.
De diepte van de locatie in cm onder maaiveld.
Beheerder van de locatie, in overeenstemming met DINO omschrijving en codering
In dit veld kunnen opmerkingen geplaatst worden
Code van het deelstroomgebied waarin de locatie ligt. Hierbij wordt verwezen naar het veld GAFIDENT in de domeintabel met de deelstroomgebieden (GAF15).
Hier aangeven of de locatie een winning is en het water gebruikt wordt voor menselijke consumptie
Tabel MLCGWB_DOEL – Meetdoelen van het grondwatermeetnet
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Omschrijving |
MLCIDENT |
Ja |
Tekst |
Code van de monitoringlocatie |
MLCDOEL |
Ja |
Tekst |
Doel van de monitoringlocatie |
In de tabel MLCGWB_DOEL wordt per locatie aangegeven welke meetdoelen van toepassing zijn. Voor elk doel wordt een aparte regel in de tabel opgenomen. Voor mogelijke meetdoelen wordt verwezen naar de domeintabel MLCDOEL.
Tabel MLCDOEL – Domeintabel met meetdoelen
MLCDOEL |
Omschrijving |
GRENS |
Grensoverschrijdende monitoring |
KWALIT_DRINKW |
Kwaliteit drinkwater |
KWALIT_REGION |
Kwaliteit regionaal |
KWANT_DRINKW |
Kwantiteit drinkwater |
KWANT_REGION |
Kwantiteit regionaal |
VHR |
Natura 2000 gebieden |
ZOUT |
Zout water intrusie |
Tabel MLCGWB_PAR – Parameters en kwaliteitselementen in het grondwatermeetnet
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Toelichting |
MLCIDENT |
Ja |
Tekst |
Identificatie (unieke code) van locatie |
DOMGWCOD |
Ja |
Tekst |
Bemeten parameter of kwaliteitselement |
MONFREQ |
Ja |
Numeriek |
Monitoringfrequentie |
MONCYCLUS |
Ja |
Numeriek |
Monitoringcyclus |
MLCSOORT |
Ja |
Tekst |
Soort monitoringnetwerk (TT of OM) |
In de tabel MLCGWB_PAR wordt aangegeven welke parameters en/of kwaliteitselementen per locatie gerapporteerd worden. Tevens wordt per kwaliteitselement/parameter aangegeven hoe vaak de monitoring plaatsvindt en voor welk meetnet, Toestand en Trend of Operationeel, de parameter gemeten wordt.
Unieke code van de monitoringlocatie. Elke monitoringlocatie in de tabel MLCGWB dient ook voor te komen in de tabel MLCGWB_PAR. Dat wil zeggen dat voor elke locatie tenminste één parameter/kwaliteitselement gerapporteerd wordt.
Code van de te rapporteren parameter of kwaliteitselement. Voor elke parameter of kwaliteitselement wordt één regel opgenomen. Voor mogelijke codes van parameters of kwaliteitselementen wordt verwezen naar de domeintabellen op www.idsw.nl. Voor het grondwatermonitoringprogramma kan de specifieke codering ‘STANDAARD’ gebruikt worden. Voor een locatie in het kwantiteitsmeetnet (MLCTYPE = ‘Kwantiteit’) betekent dit dat de stijghoogte gemeten wordt, voor een locatie in het kwaliteitsmeetnet (MLCTYPE = ‘Chemie’) betekent ‘STANDAARD’ dat de volgende parameters gerapporteerd worden:
Standaard parameters van het Kwaliteitsmeetnet
Code |
Omschrijving |
O2 |
Zuurstofgehalte |
pH |
pH |
GELDHD |
Geleidbaarheid |
NO3 |
Nitraat |
NH4 |
Ammonium |
Cl |
Chloride |
Ni |
Nikkel |
As |
Arseen |
Cd |
Cadmium |
Pb |
Lood |
P |
Fosfaat |
IWSR12 |
Bestrijdingsmiddelen |
De monitoringsfrequentie in het aantal metingen in één jaar. MONFREQ=12 betekent dat er 12 maal in één jaar gemeten wordt. en MONCYCLUS=6 betekent dat één maal per 6 jaar gerapporteerd wordt.
Monitoringcyclus in jaren. Dus om de hoeveel jaar vindt de monitoring plaats (bijvoorbeeld: één keer per 6 jaar, MONCYCLUS = 6 invullen; elk jaar MONCYCLUS = 1 )
Soort meetnet waar deze parameter in opgenomen wordt. Er kan gekozen worden uit TT (Toestand en Trens) of OM (Operationeel), maar niet beide. Voor een parameter in een TT meetnet geldt standaard MONCYCLUS=6 en voor het OM meetnet MONCYCLUS=1.
Voor het realiseren van de KRW-doelen die zijn opgesteld voor grond- en oppervlaktewaterlichamen worden maatregelen uitgevoerd. De maatregelen met bijbehorende kenmerken zoals omvang, initiatiefnemerkosten, kosten en uitvoeringsperiode zijn opgenomen in een landelijke database. De maatregelen die worden opgenomen in het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) en waarvan de uitvoering uiterlijk 2015 is voorzien zijn resultaatsverplicht.
Informatie over de maatregelen wordt door de waterbeheerders ingevoerd in de centrale database via de KRWmaatregelen website (vanaf dec 2009 geïntegreerd in het KRW-portaal) De website bevat een verplicht en een optioneel deel. Het verplichte deel bevat informatie die benodigd is voor het opstellen van het SGBP en andere landelijke plannen. Het optionele deel is herkenbaar door een grijze arcering en kan worden gebruikt voor het opslaan van aanvullende (niet-verplichte) informatie die van belang kan zijn voor het opstellen van regionale plannen.
De maatregelen die moeten worden opgenomen in het SGBP moeten altijd worden gekoppeld aan waterlichamen. In enkele gevallen kan daarvoor gebruik worden gemaakt van een één op meer koppeling (koppeling aan cluster waterlichamen of hele beheergebied). In het eerste geval moeten de betreffende waterlichaamcodes wel onder ‘Locatie’ worden vermeld.
In Tabel 1 wordt de Maatregelen tabel beschreven uit de landelijke database. Deze tabel bevat per regel alle relevante informatie met betrekking tot een KRW-maatregel.
Tabel 1 Beschrijving van de Tabel Maatregelen
Volgnummer |
Veldnaam |
Verplicht |
Type |
Omschrijving |
Domeintabel |
1 |
GAFIDENT |
ja |
Tekst |
Code deelstroomgebied |
GAF15 |
2 |
WBHCODE |
ja |
Numeriek |
Code waterbeheerder |
WBH |
3 |
MATIDENT |
ja |
Tekst |
Unieke code van de maatregel |
|
4 |
MATNAAM |
ja |
Tekst |
Naam van de maatregel |
|
5 |
MATCODE |
ja |
Tekst |
Code van de maatregel |
MATSTD |
6 |
MATEENH |
ja |
Tekst |
Eenheid van de maatregel |
MATSTD |
7 |
MATOMV |
ja |
Numeriek |
Omvang van de maatregel |
|
8 |
Toelichting |
nee |
Memo |
Toelichting op de maatregel |
|
9 |
LocatieType |
ja |
Tekst |
Locatie type |
Locaties |
10 |
Locatie |
ja |
Tekst |
Naam van de locatie |
(Afhankelijk van locatietype) |
11 |
Uitvoerder |
ja |
Tekst |
Uitvoerder |
Uitvoerders |
12 |
Tijdvak |
ja |
Tekst |
Tijdvak |
Tijdvakken |
13 |
Status |
nee |
Tekst |
Status |
Status |
14 |
Document |
nee |
Tekst |
Achterliggend document |
Plannen |
15 |
Rapporteren |
ja |
Ja/Nee |
Opnemen in SGBP? |
|
16 |
InvestKosten |
ja |
Numeriek |
Investeringskosten |
|
17 |
ExploitKosten |
ja |
Numeriek |
Exploitatiekosten |
|
18 |
GrondAantal |
nee |
Numeriek |
Aantal hectaren grondverwerving |
|
19 |
GrondKosten |
ja |
Numeriek |
Kosten van grondverwerving |
|
20 |
WB21 |
nee |
Ja/Nee |
Is dit een WB21 maatregel? |
|
21 |
Kostendrager1 |
nee |
Tekst |
Eerste kostendrager |
Kostendragers |
22 |
KostenPercent1 |
nee |
Numeriek |
Percentage deelname 1e kostendrager |
|
23 |
Kostendrager2 |
nee |
Tekst |
Tweede kostendrager |
Kostendragers |
24 |
KostenPercent2 |
nee |
Numeriek |
Percentage deelname 2e kostendrager |
|
25 |
Kostendrager3 |
nee |
Tekst |
Derde kostendrager |
Kostendragers |
26 |
KostenPercent3 |
nee |
Numeriek |
Percentage deelname 3e kostendrager |
|
27 |
Thema |
nee |
Tekst |
Waterthema |
Themas |
28 |
N2000 |
nee |
Ja/Nee |
Ligt de maatregel in een N2000 gebied? |
|
29 |
N2000Naam |
nee |
Tekst |
Naam van het N2000 gebied |
|
30 |
GWB |
nee |
Ja/Nee |
Ligt de maatregel in een Grondwaterbeschermingsgebied? |
|
31 |
GWBNaam |
nee |
Tekst |
Naam van het grondwaterbeschermingsgebied |
|
32 |
Datum |
nee |
Datum |
Datum van laatste wijziging |
Code van het deelstroomgebied waar de maatregel genomen wordt. Hierbij wordt verwezen naar het veld GAFIDENT in de domeintabel met de deelstroomgebieden (GAF15).
Code van de verantwoordelijke waterbeheerder. Voor de codes wordt verwezen naar het veld WBHCODE in de domeintabel met waterbeheerders (WBH).
Unieke code van de maatregel. Het verdient aanbeveling de maatregel te coderen zoals gebruikelijk is voor oppervlaktewaterlichamen: De eerste vier karakters zijn gereserveerd voor een identificatie van Nederland (NL, 2 posities) en de beheerder (2 posities, zie WBHCODE in de domeintabellen). Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de code op Europees niveau uniek id (door de toevoeging van de landcode NL) en op nationaal niveau uniek is (door een code voor de waterbeheerder toe te voegen). De overige karakters zijn vrij te kiezen.
Naam van de maatregel zoals die door de waterbeheerder is opgegeven
Maatregel codering volgens SGBP. Hierbij wordt verwezen naar het veld CODE in de domeintabel met standaard maatregelen (MATSTD).
Eenheid van de maatregel. Welke eenheden toegestaan zijn is afhankelijk van maatregelcodering (MATCODE). Hierbij wordt verwezen naar het veld Eenheid in de domeintabel met standaard maatregelen (MATSTD). Dit is alleen van belang voor maatregelen die worden opgenomen in het SGBP
Omvang van de betreffende maatregel. Deze waarde moet altijd groter zijn dan nul
Uitgebreidere beschrijving van de maatregel
Het type locatie waar de maatregel van toepassing is. Voor een overzicht van mogelijke locaties wordt verwezen naar de domeintabel Locaties. Maatregelen die worden opgenomen in het SGBP moeten altijd aan één of meerdere waterlichamen worden gekoppeld
De locatie waar de maatregel van toepassing is. De beschikbare keuzes zijn afhankelijk van het locatietype. Als het locatietype ‘oppervlaktewaterlichaam’ gekozen is dan verwijst de locatie naar de code van het oppervlaktewaterlichaam (het veld OWMIDENT uit de tabel met waterlichamen). Voor een overzicht van mogelijke combinaties van locatie en locatietype wordt verwezen naar de bijlagen.
De partij die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een maatregel. Hierbij wordt verwezen naar de domeintabel Uitvoerders.
Periode waarin de betreffende maatregel wordt uitgevoerd. Voor maatregelen die in het SGBP worden opgenomen moet worden gekozen uit de voorgedefinieerde tijdvakken. De optie ‘onbekend’ mag dan niet worden gebruikt. Hierbij wordt verwezen naar de domeintabel Tijdvakken
Status waarin de maatregel verkeerd in de huidige situatie, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen: uitgevoerd (bestaat reeds), in uitvoering (wordt momenteel gerealiseerd), begroot (opgenomen in vastgestelde uitvoeringsplannen), gepland (is opgenomen in plannen maar nog niet begroot), concept (is meegenomen in voorlopige uitwerkingen), nieuw (niet eerder benoemd, volgt uit gebiedsproces) en onbekend. Voor een compleet overzicht van mogelijke statussen wordt verwezen naar de domeintabel Status.
Naam van de planvorm waarin de maatregel wordt vastgelegd. Voorbeelden zijn: WBP, BHP, BPRW, grondwaterplan, raadsbesluit.
Door middel van aanvinken wordt aangegeven of de maatregel in het SGBP moet worden opgenomen. In principe worden alle voorgenomen maatregelen die bijdragen aan KRW-doelen aangevinkt.
Investeringskosten van de maatregel inclusief BTW en exclusief grondverwerving.
Kosten voor beheer en onderhoud (inclusief BTW), berekend als extra kosten ten opzichte van de huidige situatie. Dit kan bij een verminderde inspanning dus ook negatief zijn.
Aantal hectaren dat moet worden verworven voor het realiseren van de maatregel
Kosten voor grondverwerving (inclusief BTW) die samenhangen met de uitvoering van KRW-maatregel
Door middel van aanvinken wordt aangegeven of de maatregel ook een bijdrage levert aan het behalen van WB21-doelen
Naam van de partij die (een deel van) de kosten van de maatregel voor zijn rekening neemt
Aandeel van de totale kosten dat door de betreffende kostendrager wordt betaald
Naam van het water- of beleidsthema waaraan de maatregel een bijdrage levert. Mogelijke waterthema’s zijn opgenomen in de domeintabel Thema.
De volgende domeintabellen zijn van toepassing:
MATSTD: standaard maatregelen met codes en eenheden
Locatie: mogelijke locaties waar een maatregel aan gekoppeld kan worden
Tijdvak: tijdvak van een maatregel
Status: status van een maatregel
Uitvoerder: de uitvoerder van een maatregel
Kostendrager: de kostendrager van een maatregel
Thema: waterthema
MATSTD
Code |
Categorie |
Omschrijving |
Eenheid |
BE01 |
Beheermaatregelen |
uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer |
ha, stuks |
BE02 |
Beheermaatregelen |
uitvoeren actief vegetatiebeheer (enten, zaaien, planten) |
ha, km |
BE03 |
Beheermaatregelen |
uitvoeren op waterkwaliteit gericht onderhouds-/maaibeheer (water & natte oever) |
ha, km |
BE04 |
Beheermaatregelen |
Verwijderen eutrofe bagger |
m3, ha |
BE05 |
Beheermaatregelen |
verwijderen vervuilde bagger (m.u.v. eutrofe bagger) |
m3, ha |
BE06 |
Beheermaatregelen |
aanpassen begroeiing langs water |
km, ha |
BE07 |
Beheermaatregelen |
Beheren van grootschalige grondwaterverontreinigingen |
ha |
BE08 |
Beheermaatregelen |
overige beheermaatregelen |
stuks, km, ha |
BR01 |
Bronmaatregelen |
verminderen emissie nutriënten landbouw |
stuks, ha |
BR02 |
Bronmaatregelen |
verminderen emissie zware metalen en overige microverontreinigingen landbouw |
stuks, ha |
BR03 |
Bronmaatregelen |
verminderen emissie gewasbeschermingsmiddelen landbouw |
stuks, ha |
BR04 |
Bronmaatregelen |
verminderen emissie scheepvaart |
stuks, ha |
BR05 |
Bronmaatregelen |
verminderen emissie verkeer |
stuks, ha |
BR06 |
Bronmaatregelen |
verminderen diffuse emissie industrie |
stuks, ha |
BR07 |
Bronmaatregelen |
saneren uitlogende oeverbescherming |
km |
BR08 |
Bronmaatregelen |
verminderen emissies bouwmaterialen |
stuks, ha |
BR09 |
Bronmaatregelen |
verminderen emissie gewasbeschermingsmiddelen stad |
stuks, ha |
BR10 |
Bronmaatregelen |
overige bronmaatregelen |
stuks, ha |
GGOR |
Overige maatregelen |
GGOR maatregelen |
stuks, km, ha, m3 |
IM01 |
Immissiemaatregelen |
verminderen belasting RWZI – nutriënten |
stuks |
IM02 |
Immissiemaatregelen |
verminderen belasting RWZI – overige stoffen |
stuks |
IM03 |
Immissiemaatregelen |
aanpakken overstorten gemengde stelsels |
stuks, ha |
IM04 |
Immissiemaatregelen |
zuiveren + afkoppelen verhard oppervlak |
ha |
IM05 |
Immissiemaatregelen |
herstellen lekke riolen |
stuks, km |
IM06 |
Immissiemaatregelen |
opheffen ongezuiverde lozingen |
stuks |
IM07 |
Immissiemaatregelen |
spuitvrije zones |
km, ha |
IM08 |
Immissiemaatregelen |
mestvrije zones |
km, ha |
IM09 |
Immissiemaatregelen |
aanleg zuiveringsmoeras bij lozings- en/of innamepunt |
ha, stuks |
IM10 |
Immissiemaatregelen |
saneren verontreinigde landbodems |
stuks, m3 |
IM11 |
Immissiemaatregelen |
saneren verontreinigde landbodem en/of grondwater |
stuks, m3 |
IM12 |
Immissiemaatregelen |
overige emissiereducerende maatregelen |
stuks, km, ha |
IN01 |
Inrichtingsmaatregelen |
vasthouden water in haarvaten van het systeem |
ha |
IN02 |
Inrichtingsmaatregelen |
omleiden/scheiden waterstromen |
stuks |
IN03 |
Inrichtingsmaatregelen |
invoeren/wijzigen doorspoelen |
stuks |
IN04 |
Inrichtingsmaatregelen |
verbreden (snel) stromend water/hermeanderen, NVO < 3 m |
km |
IN05 |
Inrichtingsmaatregelen |
verbreden (snel) stromend water/hermeanderen, 3m < NVO < 10 m |
km |
IN06 |
Inrichtingsmaatregelen |
verbreden (snel) stromend water/ hermeanderen , NVO >10 m |
km |
IN07 |
Inrichtingsmaatregelen |
verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: NVO < 3 m |
km |
IN08 |
Inrichtingsmaatregelen |
verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: 3m < NVO < 10 m |
km |
IN09 |
Inrichtingsmaatregelen |
verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: NVO >10 m |
km |
IN10 |
Inrichtingsmaatregelen |
verbreden watergang/-systeem: aansluiten wetland of verlagen uiterwaard |
ha, km |
IN11 |
Inrichtingsmaatregelen |
aanleg nevengeul/herstel verbinding |
stuks, km |
IN12 |
Inrichtingsmaatregelen |
verdiepen watergang/-systeem (overdimensioneren) |
ha, m3 |
IN13 |
Inrichtingsmaatregelen |
verondiepen watergang/-systeem |
ha, m3 |
IN14 |
Inrichtingsmaatregelen |
aanpassen streefpeil |
stuks, ha |
IN15 |
Inrichtingsmaatregelen |
Vispasseerbaar maken kunstwerken |
stuks |
IN16 |
Inrichtingsmaatregelen |
verwijderen stuw |
stuks |
IN17 |
Inrichtingsmaatregelen |
aanleg speciale leefgebieden voor vis |
stuks, km |
IN18 |
Inrichtingsmaatregelen |
aanleg speciale leefgebieden flora en fauna |
ha, stuks |
IN19 |
Inrichtingsmaatregelen |
aanleg zuiveringsmoeras |
ha, stuks |
IN20 |
Inrichtingsmaatregelen |
overige inrichtingsmaatregelen |
stuks, km, ha |
RO01 |
RO-maatregelen |
wijzigen landbouwfunctie |
ha, stuks |
RO02 |
RO-maatregelen |
beperken recreatie |
ha, stuks |
RO03 |
RO-maatregelen |
beperken scheepvaart |
ha, stuks |
RO04 |
RO-maatregelen |
wijzigen visserij |
ha, stuks |
RO05 |
RO-maatregelen |
wijzigen stedelijke functie |
ha, stuks |
RO06 |
RO-maatregelen |
mijden risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden |
ha, stuks |
RO07 |
RO-maatregelen |
verminderen/verplaatsen van de grondwaterwinning |
stuks |
RO08 |
RO-maatregelen |
Stopzetten van kleine winningen (campings) |
stuks |
RO09 |
RO-maatregelen |
overige RO-maatregelen |
stuks, ha |
S01 |
Instrumentele maatregelen |
uitvoeren onderzoek |
stuks |
S02 |
Instrumentele maatregelen |
geven van voorlichting |
stuks |
S03 |
Instrumentele maatregelen |
aanpassen/introduceren (nieuwe) wetgeving |
stuks |
S04 |
Instrumentele maatregelen |
opstellen nieuw plan |
stuks |
S05 |
Instrumentele maatregelen |
financiële maatregelen |
stuks |
S06 |
Instrumentele maatregelen |
overige instrumentele maatregelen |
stuks |
WB21 |
Overige maatregelen |
WB21 maatregelen |
stuks, km, ha, m3 |
Locatie |
Cluster waterlichamen |
Gemeente |
Grondwaterbeschermingsgebied |
Grondwaterlichaam |
Natura-2000 gebied |
Onbekend |
Oppervlaktewaterlichaam |
Overig |
Waterbeheergebied |
Uitvoerder |
Gemeente |
Industrie |
Landbouw |
Onbekend |
Overig |
Provincie |
Rijk |
Rijkswaterstaat |
Terreinbeheerder |
Waterschap |
Tijdvak |
2000–2006 |
2007–2009 |
2010–2015 |
2015–2027 |
2016–2021 |
2016–2027 |
2022–2027 |
onbekend |
Status |
Uitgevoerd |
In uitvoering |
Gepland |
Begroot |
Concept |
Nieuw |
Onbekend |
Kostendragers |
Gemeente |
nvt |
Onbekend |
Overig |
Provincie |
Rijkswaterstaat |
Terreinbeheerder |
Waterschap |
Thema |
Bestrijdingsmiddelen |
Interactie grond-oppervlaktewater |
Puntbronnen/bodemverontreiniging |
Verdroging |
De term milieudoelstellingen zoals deze wordt gehanteerd in de KRW-gebiedsprocessen en het SGBP heeft betrekking op de motivering van de statustoekenning van waterlichamen, de hoogte van ecologische en fysisch-chemische doelen en de reden waarom de doelen eventueel niet gehaald worden in 2015 (= fasering). De KRW vraagt een uitgebreide motivering van deze onderdelen wanneer wordt afgeweken van de standaardsituatie waarbij voor alle kwaliteitselementen van een waterlichaam de Goede Ecologische Toestand (GET) wordt bereikt in 2015.
Informatie over de milieudoelstellingen wordt door de waterbeheerders ingevoerd in de centrale database via de KRWmilieudoelstellingen website (vanaf dec 2009 geïntegreerd in het KRW-portaal)
De gegevens met betrekking tot de milieudoelstellingen worden in vier groepen onderverdeeld
Algemene gegevens met betrekking tot het waterlichaam
Informatie over de motivering van de status van het waterlichaam
Informatie over de afwijkingen van de hoogte van het GEP
Informatie over de fasering van de doelstellingen
Dit onderdeel bevat algemene informatie over het waterlichaam die via verschillende andere bronnen wordt toegekend.
OWMIDENT Waterlichaamcode
OWMNAAM Naam van het waterlichaam
OWMSTAT Status van het waterlichaam (N,S,K)
OWMTYPE Type waterlichaam (M,R,O)
DOELTYPE Watertype gebruikt voor het vaststellen van de maatlatten
De informatie over de waterlichaamcode, de naam van het waterlichaam, het watertype en de status komt uit de waterlichamen gegevens aangeleverd via het KRW-portaal volgens het format oppervlaktewaterlichamen. De informatie met betrekking tot het watertype wat gebruikt is om de maatlatten vast te stellen, is extra opgenomen in het format milieudoelstellingen en wordt overgenomen uit de aangeleverde informatie uit de KRWdoelen website (vanaf dec 2009 geintegreerd in het KRW-portaal).
Aan waterlichamen waar het bereiken van een Goede Ecologische Toestand (GET) voor één of meerdere kwaliteitselementen niet mogelijk is, kan een sterk veranderde of kunstmatige status worden toegekend. Dit dient dan wel goed te worden gemotiveerd. Bij kunstmatige waterlichamen wordt standaard uitgegaan van de motivering dat het waterlichaam gegraven is. Een verbijzondering is dat het waterlichaam voor de ontwatering van hoogveen of laagveen is gegraven. Indien dit van toepassing is, wordt dat ingevuld. In het geval er een andere reden is om het waterlichaam als kunstmatig aan te merken, dan wordt dit in de balk Facultatieve toelichting opgenomen. Bij sterk veranderde waterlichamen is een uitgebreidere motivering vereist:
In dit veld wordt verwezen naar standaardredeneringen omtrent (hydromorfologische) ingrepen voor het bereiken van de goede ecologische toestand die niet worden uitgevoerd in verband met significante negatieve effecten op functies of het milieu in brede zin. Daarbij wordt aangegeven waarom het niet mogelijk is om de functies, waarvoor de genoemde ingrepen in het waterlichaam zijn beoogd, op een andere wijze te bedienen met een aanzienlijk minder schade voor het milieu (KRW art 4.3b). Wanneer gebruik wordt gemaakt van standaardredeneringen, wordt aangegeven in welke documenten en op welke plaats deze zijn vastgelegd. Tevens kan, ter onderbouwing, een korte beschrijving van de statustoekenning worden gegeven.
Aangegeven wordt welke hydromorfologische ingrepen wel zijn overwogen, maar vanwege significant negatieve effecten op gebruiksfuncties of milieu in brede zin zijn afgevallen (conform KRW artikel 4.3a). Dit onderdeel bestaat uit drie stappen, die gezamenlijk een indruk geven van onomkeerbaar geachte ingre(e)p(en) en de impact daarvan:
de ingreep (maatregel) – gericht op hydromorfologisch herstel – die is overwogen maar niet wordt uitgevoerd (keuzemenu, zie bijlage 2));
de gebruiksfunctie/milieukwaliteit die schade zou ondervinden van deze ingreep (keuzemenu, zie bijlage 2);
het mechanisme op basis waarvan sprake is van negatieve effecten op de functie of milieukwaliteit (keuzemenu, zie bijlage 2).
Bij ingrepen (maatregelen) die niet in het keuzemenu voorkomen, wordt hier de keuze ‘Anders’ geselecteerd en wordt in de facultatieve toelichting een beschrijving (inclusief gebruiksfunctie/milieuaspect en werkingsmechanisme) opgenomen van de betreffende ingreep. Voor de standaardcombinaties van onomkeerbare ingrepen en gebruiksfunctie/milieukwaliteit zijn in bijlage 3 algemene motiveringen opgenomen.
Bij dit onderdeel wordt aangegeven waarom het niet mogelijk is om de functies, waarvoor de bij onderdeel b. genoemde ingrepen in het waterlichaam zijn beoogd, op een andere wijze te bedienen met een aanzienlijk minder schade voor het milieu (KRW art 4.3b: ‘kan het nuttige doel dat met de veranderde aard van het waterlichaam gediend wordt, worden bereikt met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstiger middelen’). Hierbij wordt gebruik gemaakt van een keuzemenu (zie bijlage 2). Dit onderdeel is verder gemotiveerd per standaardcombinatie van ingreep en gebruiksfunctie/milieukwaliteit (zie bijlage 3).
Informatie over de onderbouwing van de status die is opgesteld voordat de website KRWmilieudoelstellingen in bedrijf is gekomen, is vastgelegd in het ‘format milieudoelstellingen’ (excel-sheets). Gegevens die daaruit niet konden worden overgezet naar de website zijn opgenomen in dit onderdeel.
Aan de statusafleiding gaat nog een stap vooraf, namelijk het benoemen van de hydromorfologische ingrepen die in het verleden hebben plaatsgevonden en nu de huidige situatie bepalen. Deze zijn puur informatief en staan formeel in de artikel 5 rapportage. Optioneel worden deze ingrepen hier eveneens opgenomen.
De KRW stelt dat de doelstelling GEP een kleine afwijking mag hebben van het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP). In Nederland zijn voor zowel de biologische als de algemeen fysisch-chemische kwaliteitselementen per (natuurlijk) watertype waarden voor een Goede Ecologische Toestand (GET) afgeleid. Deze zijn uitgebreid beschreven in ‘Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water’ (Van der Molen & Pot (redactie), 2007). Voor sloten en kanalen (kunstmatige wateren) zijn voor deze kwaliteitselementen defaultwaarden afgeleid en beschreven in ‘Omschrijving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water’ (Evers et al., 2007).
Bij dit onderdeel zijn de getalswaarden voor de kwaliteitselementen weergegeven; dit zijn de gegevens die via de website KRWdoelen.nl zijn ingevoerd. In dit geval worden alleen de kwaliteitselementen met een getalswaarde die afwijkt van de betreffende Goede Ecologische Toestand (GET) of de landelijke defaultwaarde weergegeven. Per kwaliteitselement wordt vermeld op welke wijze het GEP is afgeleid van het MEP. Bovendien wordt een verwijzing opgenomen naar achtergronddocumenten waarin de onderbouwing van de hoogte van het GEP is beschreven.
Informatie over de hoogte van het GEP die is opgesteld voordat de website KRWmilieudoelstellingen in bedrijf is gekomen, is vastgelegd in het ‘format milieudoelstellingen’ (excel-sheets). Gegevens die daaruit niet konden worden overgezet naar de website zijn opgenomen in dit onderdeel.
Er bestaan verschillende redenen waarom de goede toestand voor een bepaald kwaliteitselement niet in de eerste planperiode kan worden bereikt. De fasering wordt hieronder verder uiteengezet.
In dit onderdeel worden de geselecteerde kwaliteitselementen vermeld waarvoor in 2015 het GET of GEP niet wordt gehaald. Per kwaliteitselement (maatlat) worden daarnaast de groep waartoe deze behoort (biologie of fysische-chemie), de getalswaarden van GEP en de verwachting voor 2015 weergegeven
In dit onderdeel worden de maatregelen (met bijbehorende standaardmaatregelcode) vermeld die na 2015 worden uitgevoerd. De gegevens zijn afkomstig uit de website KRWmaatregelen.nl.
Bij dit onderdeel wordt de formele reden (natuurlijke omstandigheden, onevenredig kostbaar of technisch onhaalbaar) genoemd waarom tot fasering is overgegaan (keuzemenu, zie bijlage 2). Deze reden is gekoppeld aan een bepaald mechanisme waardoor het niet haalbaar is om de doelen al is 2015 te halen (keuzemenu, zie bijlage 2). Dit moet worden gezien als een nadere specificatie van de formele motiveringsgronden die de KRW biedt. Tevens bestaat de mogelijkheid om hier een toelichting op de fasering op te nemen. Deze optie is vooral bedoeld om aanvullende werkingsmechanismen, die niet zijn vermeld in het keuzemenu, te beschrijven en/of een nadere toelichting op de fasering te geven. Voor de standaardcombinaties van motiveringsgrond en mechanisme zijn in bijlage 3 algemene motiveringen opgenomen.
Informatie over de onderbouwing van de fasering die is opgesteld voordat de website KRWmilieudoelstellingen in bedrijf is gekomen, is vastgelegd in het ‘format milieudoelstellingen’ (excel-sheets). Gegevens die daaruit niet konden worden overgezet naar de website zijn opgenomen in dit onderdeel.
Omschrijving |
Verplicht |
Type |
Domeintabel |
Toelichting |
Tabel |
Veld |
||
1 Waterlichaam | ||||||||
1a – Algemene waterlichaamgegevens |
||||||||
Code |
nee1 |
Tekst |
OWM |
Unieke code van het waterlichaam |
OWM |
OWMIDENT |
||
Naam |
nee1 |
Tekst |
OWM |
Naam van het waterlichaam |
OWM |
OWMNAAM |
||
Status |
nee1 |
Tekst |
OWM |
Status van het waterlichaam |
OWM |
OWMSTAT |
||
Type |
nee1 |
Tekst |
OWM |
Type van het waterlichaam |
OWM |
OWMTYPE |
||
|
|
Doeltype |
nee1 |
Tekst |
Doeltype |
Type ecologische maatlat, gebruikt voor de afleiding van de ecologische doelen en klassengrenzen |
DoelType |
Type |
2 Motivering status | ||||||||
2a – Facultatieve toelichting en verplichte literatuurverwijzing |
||||||||
Literatuurverwijzing/toelichting |
ja |
tekst |
referentie naar document met onderbouwing van de motivering |
linkToelichtingen_waterlichamen |
Toelichting |
|||
2b – Significantie negatieve effecten |
||||||||
Maatregel |
ja |
tekst |
lut_schadesmaatregelen |
Hydromorfologische ingreep die niet wordt uitgevoerd omdat deze significante negatieve effecten heeft op gebruiksfuncties of milieu in brede zin |
linkMechanisme_status |
Maatregel |
||
gebruiksfunctie |
ja |
tekst |
lut_functies |
Gebruiksfunctie of milieukwaliteit die nadelig wordt beïnvloed door een ingreep |
linkMechanisme_status |
Functie |
||
mechanisme |
ja |
tekst |
lut_mechanismen |
Wijze waarop de negatieve effecten van een ingreep doorwerken op een gebruiksfunctie of milieukwaliteit |
linkMechanisme_status |
mechanisme2 |
||
toelichting |
nee |
tekst |
Beschrijving van ingreep, gebruiksfunctie en mechanisme voor situaties die niet in de standaard domeintabellen voorkomen |
linkMechanisme_status |
tekst_anders |
|||
2c – Bereiken nuttige doel met andere middelen beschouwd |
||||||||
alternatief |
ja |
tekst |
lut_aanpassen |
Reden waarom het niet mogelijk is om de functies op een andere wijze te bedienen met aanzienlijk minder schade voor het milieu |
link_aanpassen |
aanpassing_beschouwd |
||
2d – Eerder aangeleverde informatie |
||||||||
Informatie |
nee |
tekst |
Aanvullende informatie over de onderbouwing van de status vanuit format milieudoelstellingen en/of hydromorfologische ingrepen die in het verleden hebben plaatsgevonden en bepalend zijn voor de huidige situatie |
linkToelichtingen_waterlichamen |
toelichting, soort = status |
|||
3. Hoogte GEP | ||||||||
3a – Afleiding MEP → GEP |
||||||||
Maatlat |
nee1 |
tekst |
Maatlatten |
Naam kwaliteitselement |
linkHoogteGEP |
Maatlat |
||
Hoogte GEP |
nee1 |
tekst |
Doelen |
Getalswaarde van de hoogte van het GEP |
linkHoogteGEP |
GEP |
||
Afleiding |
ja |
tekst |
lutAfleidingen |
Gebruikte methodiek voor afleiding GEP van MEP |
linkHoogteGEP |
Afleiding |
||
Literatuur |
ja |
tekst |
Literatuurverwijzing |
linkHoogteGEP |
Toelichting |
|||
3b – Eerder aangeleverde informatie |
||||||||
Informatie |
nee |
tekst |
Aanvullende informatie over de onderbouwing van GEP vanuit format milieudoelstellingen |
linkToelichtingen_waterlichamen |
toelichting, soort = gep |
|||
4 Fasering | ||||||||
4a – Beperkende kwaliteitselementen |
||||||||
Maatlat |
nee1 |
tekst |
Maatlatten |
Naam kwaliteitselement |
Doelen |
Maatlat |
||
Groep |
nee1 |
tekst |
Groepen |
Groep waartoe het kwaliteitselement behoort |
Doelen |
Groep |
||
GEP |
nee1 |
tekst |
Doelen |
Getalswaarde van GEP volgens KRWdoelen.nl |
Doelen |
GEP |
||
Doel 2015 |
nee1 |
tekst |
Doelen |
Getalswaarde of beoordeling van doel 2015 volgens KRWdoelen.nl |
Doelen |
Doel2015 |
||
4b – Maatregelen na 2015 |
||||||||
Naam |
nee1 |
tekst |
Maatregelen |
Naam van de maatregel |
Maatregelen |
MATNAAM |
||
Code |
nee1 |
tekst |
Maatregelen |
Standaard maatregelcode |
Maatregelen |
MATCODE |
||
4c – Motiveringsgrond |
||||||||
Motivering |
ja |
tekst |
lutFasering |
Formele reden (volgens KRW) waarom de doelen niet in 2015 worden bereikt |
linkMechanisme_fasering |
Motivering |
||
mechanisme |
ja |
tekst |
lutFaseringMechanismen |
Nadere specificatie van de reden waarom doelen niet in 2015 worden bereikt |
linkMechanisme_fasering |
mechanisme2 |
||
toelichting |
ja |
Memo |
Nadere specificatie in geval geen gebruik wordt gemaakt van de standaardredeningen uit de domeintabel en/of toelichting op de fasering |
linkMechanisme_fasering |
tekst_anders |
|||
4d – Eerder aangeleverde informatie en verwijzing |
||||||||
Informatie |
nee |
tekst |
Aanvullende informatie over de onderbouwing van de fasering vanuit format milieudoelstellingen en/of literatuurverwijzing |
linkToelichtingen_waterlichamen |
toelichting, soort = fasering |
1Wordt overgenomen uit andere tabellen.
Maatlatten
ID |
Groep |
Maatlat |
Eenheid |
domgwcod |
80 |
BIO |
Vis |
EKR |
VIS |
33 |
BIO |
Macrofyten |
EKR |
OVWFLORA |
19 |
BIO |
Macrofauna |
EKR |
MAFAUNA |
7 |
BIO |
Fytoplankton |
EKR |
FYTOPL |
86 |
FCH |
Zuurstofverzadiging (zomergemiddelde) |
% |
O2 |
85 |
FCH |
Zuurgraad (zomergemiddelde) |
- |
pH |
41 |
FCH |
Totaal stikstof (zomergemiddelde) |
mg N/l |
N |
40 |
FCH |
Totaal fosfaat (zomergemiddelde) |
mg P/l |
P |
39 |
FCH |
Temperatuur (maximum waarde) |
°C |
T |
38 |
FCH |
Opgelost anorganisch stikstof (nitraat, nitriet en ammonium) (wintergemiddelde) |
mg N/l |
DIN |
2 |
FCH |
Doorzicht (zomergemiddelde) |
Meter |
ZICHT |
1 |
FCH |
Chloride (zomergemiddelde) |
mg Cl/l |
Cl |
lutAanpassen
ID |
Aanpassen |
2 |
ja, negatieve effecten milieu |
3 |
ja, technisch onhaalbaar |
4 |
ja, onevenredig hoge kosten |
5 |
ja, geen alternatieven beschikbaar |
6 |
Nee |
lutAfleidingen
ID |
Afleiding |
Soort |
1 |
maatregelen met gering effect overwogen en afgevallen |
sterk veranderd |
3 |
GEP is gelijk aan MEP genomen |
sterk veranderd |
4 |
intensiteit maatregel maatgevend voor MEP->GEP |
sterk veranderd |
5 |
soort maatregelen maatgevend voor MEP->GEP |
sterk veranderd |
6 |
GEP vast percentage beneden MEP |
sterk veranderd |
7 |
landelijke defaults |
sterk veranderd |
8 |
maatlat aangepast |
sterk veranderd |
9 |
geen afleiding, GEP is gelijk aan huidig genomen |
sterk veranderd |
11 |
geen afleiding, landelijke getallen GET |
chemie |
12 |
MEP vast percentage boven GEP |
sterk veranderd |
13 |
regionale afleiding |
chemie |
14 |
landelijke defaults voor sloten en kanalen |
kunstmatig |
15 |
regionale afleiding |
kunstmatig |
16 |
geen keuze (keuze verwijderen) |
kunstmatig |
17 |
geen keuze (keuze verwijderen) |
chemie |
18 |
geen keuze (keuze verwijderen) |
sterk veranderd |
19 |
niet beperkend, geen afleiding |
chemie |
20 |
geen afleiding, landelijke getallen GET |
kunstmatig |
21 |
landelijke defaults voor sloten en kanalen |
chemie |
lutFaseringMechanismen
ID |
Mechanisme |
1 |
nalevering/historische belasting |
2 |
trage effecten maatregelen |
3 |
afschrijvingstermijnen |
4 |
te hoge lasten |
5 |
grondverwerving |
6 |
maatschappelijk draagvlak |
7 |
synergie met andere beleidsvoornemens |
8 |
uitvoeringscapaciteit |
9 |
anders |
lutFaseringMotiveringen
ID |
Motivering |
1 |
natuurlijke omstandigheden |
2 |
onevenredig kostbaar |
3 |
technisch onhaalbaar |
lutSchadesFuncties
ID |
Functie |
2 |
archeologie |
3 |
erfgoed |
4 |
geomorfologie |
5 |
industrie |
6 |
landbouw |
7 |
landschap |
8 |
recreatie |
9 |
scheepvaart |
10 |
stedelijk gebied |
11 |
waterhuishouding |
14 |
natuur |
15 |
infrastructuur |
16 |
energievoorziening |
17 |
drinkwatervoorziening |
lutSchadesMaatregelen
ID |
Maatregel |
3 |
Aankoppelen van beektrajecten/aanleg nevengeul in agrarisch gebied |
4 |
Aanpassen kades stedelijk gebied |
5 |
Beperken piekafvoeren in bovenlopen agrarisch gebied |
7 |
Beperken van scheepvaart in grote kanalen |
9 |
Dempen watergangen in agrarisch gebied |
10 |
Flexibel peilbeheer in boezemwateren |
11 |
Hanteren natuurlijk waterpeil in agrarisch gebied |
12 |
Hanteren natuurlijk waterpeil in stedelijk gebied |
13 |
Hermeandering beken in agrarisch gebied |
14 |
Hermeandering beken in stedelijk gebied |
18 |
Peilwijziging kanalen met beroepsscheepvaart |
19 |
Peilwijziging poldergebieden in agrarisch gebied |
23 |
Verhogen drainagebasis in stedelijk gebied |
24 |
Verwijderen sluizen |
25 |
Verwijderen stuwen in intensief agrarisch gebied |
28 |
Verwijderen van stuwen in landbouwgebied |
29 |
Verwijderen waterkeringen |
30 |
Anders, zie toelichting |
31 |
Peilwijziging waterlopen in stedelijk gebied |
32 |
Verhogen drainagebasis in agrarisch gebied |
33 |
Verwijderen stuwen in stedelijk gebied |
34 |
Verwijderen van dammen, dijken, kribben, vaste lagen, stuwen, sluizen, waterkrachtcentrales en/of oeververdediging in Rijkswateren |
35 |
Normalisatie en of kanalisatie in Rijkswateren ongedaan maken |
36 |
Inundatiezone vergroten door dijkverlegging en beperken/verbieden gebruiksfuncties |
37 |
Onnatuurlijk peilbeheer, afvoerverdeling en/of onderhoud in de Rijkswateren beëindigen |
lutSchadesMechanismen
ID |
Mechanisme |
1 |
afname belevingswaarde |
2 |
afname toegankelijkheid |
3 |
areaalverlies |
4 |
geringere waterdiepte |
5 |
hoger (grond)waterpeil |
6 |
hoger chloridegehalte |
9 |
lager (grond)waterpeil |
10 |
lager of hoger (grond)waterpeil |
13 |
negatieve effecten alternatieven |
14 |
veiligheid |
15 |
wateroverlast |
17 |
nachtvorstbestrijding |
18 |
verzilting |
19 |
aantasting voorzieningen |
20 |
beperking afvoerfunctie |
21 |
vergroten afwijking natuurlijke toestand |
22 |
droogvallen waterlopen |
23 |
verlies cultuurhistorische waarde |
24 |
droogteschade |
25 |
opbrengstverlies |
26 |
beperking bevaarbaarheid |
lutStatus_kunstmatig
ID |
Status |
1 |
gegraven |
2 |
gegraven na inpoldering |
3 |
gegraven door vervening laagveen |
4 |
gegraven voor ontwatering hoogveen |
Onderbouwing status van waterlichamen (KRW-art. 4.3a en 4.3b)
Waterlichamen mogen als kunstmatig of sterk veranderd worden aangewezen indien noodzakelijke (hydromorfologische) ingrepen voor het bereiken van de goede ecologische toestand significante negatieve effecten hebben op een aantal met name genoemde functies of het milieu in brede zin (KRW art 4.3a). Voor kunstmatige waterlichamen kan worden volstaan met het vermelden dat zij door de mens zijn aangelegd. Voor sterk veranderde waterlichamen wordt een uitgebreidere motivering gevraagd die hieronder voor verschillende soorten ingrepen is uitgewerkt. Daarbij is telkens aangegeven voor welke functies de negatieve effecten van de ingrepen significant zijn en waarom het niet mogelijk is om de functies, waarvoor de genoemde ingrepen in het waterlichaam zijn uitgevoerd, op een andere wijze te bedienen met een aanzienlijk minder schade voor het milieu (KRW art 4.3b).
Verwijderen waterkeringen
Flexibel peilbeheer in boezemwateren
Volledig natuurvriendelijke inrichting van wateren met waterhuishoudkundige functie
Beperken van scheepvaart in grote kanalen
Peilwijziging kanalen met beroepsvaart
Verwijderen sluizen
Verwijderen stuwen in agrarisch gebied
Dempen watergangen in agrarisch gebied
Hermeandering beken in agrarisch gebied
Verhogen drainagebasis in agrarisch gebied
Beperken piekafvoeren in bovenlopen agrarisch gebied
Peilwijziging in agrarisch gebied
Hanteren natuurlijk waterpeil in agrarisch gebied
Aankoppelen van beektrajecten/aanleg nevengeul in agrarisch gebied
Verwijderen stuwen in stedelijk gebied
Hermeandering beken in stedelijk gebied
Verhogen drainagebasis in stedelijk gebied
Peilwijziging waterlopen in stedelijk gebied
Hanteren natuurlijk waterpeil in stedelijk gebied
Aanpassen kades stedelijk gebied
Natuurlijke inrichting van cultuurhistorisch erfgoed
Het verwijderen van waterkeringen heeft via het mechanisme veiligheid nagenoeg altijd negatieve consequenties op één of meerdere gebruiksfuncties. Omdat het areaal waar schade optreedt bij het verwijderen van de waterkering over het algemeen vele hectaren bedraagt, is het verplaatsen van gebruiksfuncties alleen tegen onevenredig hoge kosten mogelijk.
Door het hanteren van een flexibeler peilbeheer in het boezemwater kunnen in (extreem) natte situaties hogere waterstanden optreden waardoor de kans op overstroming en wateroverlast toe neemt. Een gevolg hiervan is een aanzienlijke schade voor zowel de landbouw als het stedelijk gebied. Omdat het areaal waar schade optreedt door wateroverlast over het algemeen vele hectaren bedraagt, is het verplaatsen van hier gelegen gebruiksfuncties alleen tegen onevenredig hoge kosten mogelijk. De scheepvaart vraagt eveneens om een sterk gereguleerd peil. Zowel een te laag peil (i.v.m. minimale diepte voor bevaarbaarheid) als een te hoog peil (i.v.m. voldoende hoogte voor passeerbaarheid kruisende infrastructuur) leiden ertoe dat de scheepvaart in mogelijkheden wordt beperkt. Het op andere wijze vervoeren van producten is noodzakelijk als de functie scheepvaart niet meer kan worden vervuld. Dit heeft per saldo veelal negatieve effecten voor het milieu.
Het doorstroomprofiel van primaire en secundaire wateren en de vaarstrook van vaarwateren moet vrij blijven van plantengroei omdat anders de waterhuishouding- en/of scheepvaartfunctie wordt belemmerd. Wanneer in natte perioden niet voldoende afvoer kan worden gerealiseerd heeft dit waterstandverhoging en inundatie tot gevolg met negatieve consequenties voor bijvoorbeeld landbouw en stedelijk gebied. Ook voor de scheepvaart heeft een beperking van de bevaarbaarheid van de vaarstroom negatieve gevolgen. Omdat het areaal waar schade optreedt door wateroverlast over het algemeen vele hectaren bedraagt, is het verplaatsen van hier gelegen gebruiksfuncties alleen tegen onevenredig hoge kosten mogelijk. Ook het op andere wijze vervoeren van producten is noodzakelijk als de functie scheepvaart niet meer kan worden vervuld. Dit heeft per saldo veelal negatieve effecten voor het milieu.
De beroepsscheepvaart heeft een belangrijke economische functie in Nederland, niet alleen als sector op zichzelf, maar ook omdat veel bedrijfstakken afhankelijk zijn van aanvoer/afvoer van grondstoffen of producten per schip. Slechts een beperkt aantal wateren is toegerust op deze scheepvaartfunctie. Verminderen van de scheepvaart betekent dat het transport, gezien het economisch belang, op andere manieren plaats zal moeten vinden en dat sprake zal zijn van inkomstenderving voor de sector zelf. De alternatieven (meestal vervoer per weg) hebben in verhouding tot de scheepvaart een negatievere invloed op het milieu en leiden tot meer energieverbruik. Daarom wordt het beperken van scheepvaart vanwege deze effecten als schadelijk voor het milieu beschouwd.
De waterhuishouding in waterlopen met een scheepvaartfunctie vraagt om een sterk gereguleerd peil. Zowel een te laag peil (in verband met minimale diepte voor bevaarbaarheid) als een te hoog peil (in verband met voldoende hoogte voor passeerbaarheid kruisende infrastructuur) leiden ertoe dat de scheepvaart in mogelijkheden wordt beperkt. Het op andere wijze vervoeren van producten is noodzakelijk als de functie scheepvaart niet meer kan worden vervuld. Dit alternatief zal veelal wegtransport betreffen, wat (vanwege de hoge CO2 uitstoot) per saldo aanzienlijke negatieve effecten op het milieu heeft. Daarnaast leidt een wijziging van transport over water naar wegtransport tot onaanvaardbare economische gevolgen voor de beroepsscheepvaart en de industrie die door locatiekeuze en voorzieningen als loskades is ingesteld op vervoer over water.
Sluizen zijn in het verleden aangelegd om de waterstand en de stroomsnelheid te reguleren op een zodanige wijze dat de passeerbaar voor schepen gewaarborgd blijft. Het verwijderen van de sluis heeft tot gevolg dat de waterstand stroomopwaarts van het kunstwerk wordt verlaagd en de waterdiepte wordt verkleind. De mogelijkheden voor de scheepvaart worden door deze ingreep beperkt. De alternatieven (meestal vervoer per weg) hebben in verhouding tot de scheepvaart een negatievere invloed op het milieu en leiden tot meer energieverbruik. Daarom wordt het beperken van scheepvaart vanwege deze effecten als schadelijk voor het milieu beschouwd. Door het verwijderen van sluizen kan tevens niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De oppervlaktewater- en grondwaterstand worden in een groot deel van het jaar lager en extreem lage standen houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing van functies. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
De waterhuishouding in gebied met een agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterpeil. Een te laag grondwaterpeil is ongewenst in gebieden met een landbouwfunctie (verminderde opbrengsten). Het peil van het oppervlaktewater is sterk bepalend voor de grondwaterstand. Dit oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van deze stuwen heeft daarmee een verstoring van de grondwaterstand tot gevolg. Bovendien kan door het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing van functies. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
De waterhuishouding in gebieden met een intensieve agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Het dempen van waterlopen heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie in dit in dit gebied alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten
Het hermeanderen van beken heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. Om dit te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van de beek en wellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien worden inundaties vanwege de water-/slibkwaliteit op veel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht. Aanpassen van de gebruiksfuncties is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de landbouwfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Het dempen van waterlopen of het verhogen van de drainagebasis heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
Het vasthouden van water in de bovenlopen van het watersysteem door middel van stuwen en verondiepen van waterlopen heeft in dit gebied aanzienlijke gevolgen voor de landbouw. Door deze ingrepen wordt optimale waterhuishoudkundige situatie verstoord en treedt opbrengstderving op als gevolg van vernatting. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Het aanpassen van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten
De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoort en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie in dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten
Het aantakken van beektrajecten of de aanleg van nevengeulen in landbouwgebied heeft als gevolg dat areaal dat in gebruik is bij (intensieve) landbouw moet worden vrijgemaakt ten behoeve van beektrajecten/nevengeulen. Hierdoor gaat areaal voor landbouw verloren. Aanpassen van de gebruiksfuncties is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een redelijke prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de landbouwfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
De waterhuishouding in gebied met een stedelijke functie vraagt om een gereguleerd grondwaterpeil. Een te laag grondwaterpeil is ongewenst in gebieden met een stedelijke functie (afname stabiliteit funderingen door bijvoorbeeld paalrot, kades). Het peil van het oppervlaktewater is sterk bepalend voor de grondwaterstand. Dit oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van deze stuwen heeft daarmee een verstoring van de grondwaterstand tot gevolg. Bovendien kan door het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houden langer aan. Voor het herstel van de schade dienen aanzienlijke kosten te worden gemaakt. Het alternatief van aanpassing van de stedelijke functie kan alleen tegen onevenredig hoge kosten.
Het hermeanderen van beken heeft als doel: meer variatie creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. De ingreep gaat gepaard met een aanzienlijk ruimtebeslag. In bebouwd gebied is het veelal niet mogelijk dit areaal aan de stedelijke omgeving te onttrekken. Het areaal is doorgaans al in gebruik voor functies als wonen en werken. Door het ruimtebeslag van de hermeandering gaat areaal verloren voor functies met een hoge gebruikswaarde (met name wonen). Daarnaast heeft het beeksysteem in het stedelijk gebied een cultuurhistorische waarde die bij hermeandering verloren kan gaan. Tot slot zullen diverse soorten infrastructuur, zoals wegen, kabels, leidingen en riolering niet meer functioneren zonder vergaande compenserende ingrepen. Aanpassen van de gebruiksfunctie is alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten.
Oppervlaktewaterpeilen hebben een rechtstreekse invloed op het grondwaterpeil. In lager gelegen gebieden met een stedelijke functie is een hoger grondwaterpeil ongewenst, omdat hierdoor wateroverlast kan ontstaan in bijvoorbeeld kelders en kruipruimten (ongezonde leefomgeving). Juist om dit soort problemen te voorkomen is in het verleden regelmatig drainage aangelegd om de grondwaterstand verder te kunnen reguleren. Het verhogen of verwijderen hiervan leidt in vrijwel alle gevallen tot de eerder genoemde ongewenste verschijnselen. Verplaatsing van de stedelijke functie (wonen en werken) is doorgaans geen optie. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor aanpassing van gebruiksfunctie in dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
Oppervlaktewaterpeilen hebben een rechtstreekse invloed op het grondwaterpeil. In lager gelegen gebieden met een stedelijke functie is een hoger grondwaterpeil ongewenst, omdat hierdoor wateroverlast zal ontstaan in bijvoorbeeld kelders en kruipruimten (ongezonde leefomgeving). Een te laag grondwaterpeil is eveneens ongewenst in het stedelijk gebied in verband met de afname van stabiliteit van funderingen (door bijvoorbeeld paalrot) en kades. Verplaatsing van de stedelijke functie (wonen en werken) is doorgaans geen optie: Gezien het beperkt beschikbare areaal voor aanpassing van de gebruiksfunctie alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
De waterhuishouding in het stedelijk gebied is gebaad bij een gereguleerd grondwaterpeil. Oppervlaktewaterpeilen hebben een rechtstreekse invloed op het grondwaterpeil. In lager gelegen gebieden met een stedelijke functie is een tijdelijk hoger grondwaterpeil ongewenst, omdat hierdoor wateroverlast zal ontstaan in bijvoorbeeld kelders en kruipruimten (ongezonde leefomgeving). Een te laag grondwaterpeil is eveneens ongewenst in het stedelijk gebied in verband met de afname van stabiliteit van funderingen (door bijvoorbeeld paalrot) en kades. Verplaatsing van de stedelijke functie (wonen en werken) is doorgaans geen optie: Gezien het beperkt beschikbare areaal voor aanpassing van de gebruiksfunctie in dit in dit gebied alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.
Het aanpassen van kades in stedelijk gebied gaat meestal gepaard met verandering van het ruimtebeslag in bebouwd gebied. Het is hier veelal niet mogelijk om dit areaal aan de stedelijke omgeving te onttrekken omdat het doorgaans al in gebruik is voor hoogwaardige functies als wonen en werken die daardoor deels verloren zullen gaan. De kades hebben daarnaast een functie voor de scheepvaart die daarvan gebruikt maakt voor het aan- en afmeren, laden en lossen. Diverse soorten infrastructuur, zoals wegen, kabels en leidingen staan in directe verbinding met de kades en kunnen, zonder vergaande compenserende ingrepen, niet meer functioneren als de kades worden vervangen door natuurvriendelijke oevers. Daarnaast vertegenwoordigen de kades in stedelijk gebied vaak een cultuurhistorische waarde die bij aanpassing verloren kan gaan. Deze waarde is doorgaans niet te compenseren door andere maatregelen. Verplaatsen van de gebruiksfuncties is alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten.
Verschillende waterlopen zijn in het verleden gegraven of aangepast ten behoeve van een specifieke functie, bijvoorbeeld het vervoer van turf. Inmiddels is deze oorspronkelijke functie niet meer in gebruik, maar vormen de waterlopen zelf onderdeel van het cultuurhistorisch erfgoed. Het volledig natuurlijk inrichten (waaronder overal natuurvriendelijke oevers, verwijderen van stuwen en sluizen e.d.) gaat ten koste van het oorspronkelijke karakter van de waterloop waardoor de cultuurhistorische waarde verloren gaat. Deze waarde is doorgaans niet te compenseren door andere maatregelen. Dit is voor deze wateren een reden om af te zien van een volledig op natuur gerichte inrichting.
Er bestaan verschillende redenen waarom de goede toestand voor een bepaald kwaliteitselement niet in de eerste planperiode kan worden bereikt. Deze zijn hieronder verder toegelicht.
Natuurlijke omstandigheden – nalevering, historische belasting
Natuurlijke omstandigheden – trage effecten van maatregelen
Technisch onhaalbaar – grondverwerving
Technisch onhaalbaar – maatschappelijk draagvlak
Technisch onhaalbaar – synergie met andere beleidsvoornemens
Technisch onhaalbaar – uitvoeringscapaciteit
Onevenredig kostbaar – afschrijvingstermijnen
Onevenredig kostbaar – te hoge lasten
De waterkwaliteit van het oppervlaktewater wordt negatief beïnvloed doordat nutriënten via het grondwater uitspoelen. De hoge concentraties in het grondwater zijn onder andere het gevolg van overmatige belasting met meststoffen in het verleden. Aanscherpingen van het mestbeleid en een zorgvuldigere bemesting in de praktijk heeft tot gevolg dat de bron voor beïnvloeding van het grondwater afneemt, maar de doorwerking van grond- naar oppervlaktewater is een traag proces. Om deze reden zal in 2015 nog niet het volledige effect van deze maatregelen merkbaar zijn.
Een aanzienlijk deel van de inrichtingsmaatregelen wordt al in de eerste planperiode uitgevoerd. Uit onderzoek is gebleken dat het in veel gevallen een aantal jaar kan duren voordat het ecosysteem zich volledig heeft aangepast aan een nieuwe situatie, bijvoorbeeld omdat het tijd kost voor bepaalde soorten om nieuw habitat te koloniseren. Om deze redenen zijn de effecten van maatregelen in de eerste planperiode pas in de tweede planperiode volledig van kracht en worden in deze planperiode geen aanvullende maatregelen getroffen.
Vanwege het maatschappelijke draagvlak, vindt grondverwerving vrijwel altijd plaats op vrijwillige basis. Uitvoering ná 2015 is dan in veel gevallen voordeliger, omdat hiermee het opdrijven van grondprijzen kan worden tegengegaan. Bovendien is het niet aannemelijk dat alle benodigde gronden voor herinrichting tijdig verworven zijn (= ruim voor 2012), want er is vervolgens ook nog tijd nodig voor realisatie van maatregelen. Kansen om grond te verwerven zijn vaak gebonden aan bepaalde gebeurtenissen (ruilverkaveling, bedrijfsovernames), die zich lang niet op alle locaties binnen de komende periode zullen voordoen. Dergelijke grootschalige gebiedsprocessen kennen mede als gevolg van juridische procedures een doorlooptijd die de planperiode overschrijdt. Dit heeft als consequentie dat fasering nodig is.
De uitvoering van maatregelen die een aanzienlijke impact hebben op de omgeving dient goed voorbereid te worden. Dit betekent dat verschillende direct betrokken partijen goed moeten worden voorgelicht over de wijze van uitvoering en de consequenties daarvan. Een dergelijke maatschappelijke betrokkenheid is vooral van belang om de uitvoering op een dusdanige wijze vorm te geven dat deze op zoveel mogelijk draagvlak kan rekenen. Een gedegen voorbereiding van een complex project kost vele jaren waardoor de maatregelen niet in de lopende planperiode kunnen worden uitgevoerd.
De uitvoering van maatregelen voor het bereiken van KRW-doelen staat meestal niet op zichzelf, ook andere (water)opgaven dienen te worden gerealiseerd. Het is hierbij van belang dat voor de uitvoering gezocht wordt naar synergie zodat niet meerdere malen na elkaar dezelfde procedures hoeven te worden doorlopen, graafwerkzaamheden worden uitgevoerd e.d. Andere (water)opgaven kennen niet altijd dezelfde programmering als de gewenste uitvoering voor de KRW. Om te voorkomen dat onevenredig hoge kosten in deze planperiode moeten worden gemaakt., wordt ervoor gekozen om de KRW-maatregelen in samenhang met andere maatregelen uit te voeren Het gevolg hiervan is dat de gecombineerde maatregelen pas in de volgende planperiode kunnen worden afgerond.
Inrichtingsmaatregelen vormen een groot deel van het maatregelpakket. Zowel overheden als uitvoerende organisaties (aannemers) voeren momenteel al maatregelen uit. Het totale voorgestelde pakket aan KRW-maatregelen vraagt een forse versnelling van uitvoering als het hele pakket voor 2015 wordt gerealiseerd. Voorbereiding en uitvoering vragen specifieke kennis en capaciteiten, die in beperkte mate aanwezig is. Uitvoering van alle benodigde inrichtingsmaatregelen in de eerste planperiode van het SGBP is dan ook niet mogelijk. Om deze reden wordt gefaseerd.
Huidige functies zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de huidige inrichting. Als deze inrichting wordt veranderd, heeft dit consequenties voor deze functies. Een efficiënte inzet van beschikbare middelen rechtvaardigt een spreiding van de maatregelen over de periode na 2015. De afgelopen jaren hebben al investeringen plaatsgevonden die in 2015 nog niet zijn afgeschreven. Bij een gespreide uitvoering van maatregelen kan aangesloten worden bij gebruikelijke onderhoudscycli van de waterbeheerders. Bovendien kan op dergelijke wijze ‘werk met werk’ worden gemaakt door werkzaamheden met elkaar te combineren. Zo kan het geheel aan maatregelen worden uitgevoerd, zonder dat onevenredig hoge kosten in deze planperiode moeten worden gemaakt.
Uitvoering van alle maatregelen voor het bereiken van de goede toestand/potentieel binnen de eerste planperiode stuit op te grote financiële beperkingen. Om de lastenstijging binnen een maatschappelijk acceptabele bandbreedte te houden, wordt gekozen voor een gefaseerde uitvoering van het maatregelenpakket in de periode na 2015. In afwachting van de ontwikkeling van mogelijke kosteneffectievere maatregelen in de toekomst en het vaststellen van aanvullende maatregelen op nationaal en internationaal niveau wordt aanspraak gemaakt op de mogelijkheid tot fasering en wordt nu nog niet overgegaan tot doelverlaging. Dit wordt bij het volgende provinciale waterplan/omgevingsplan (en SGBP) opnieuw bezien.
Voor de KRW rapportages voor oppervlaktewaterlichamen en deelstroomgebieden is ervoor gekozen, v.w.b. de opslag van de gegevens, om het water op te delen in:
Waterdelen: kleinste stabiele deel water (of: ‘Kleinste functioneel onafhankelijk stukje water met gelijkblijvende, homogene eigenschappen en relaties dat er binnen een water wordt onderscheiden.’)
Waterlichaam: waterlichaam volgens de KRW definitie
Watergebied: water zoals dat bij de ‘burger’ bekend is of ‘één of meerdere waterdelen die tezamen een waterloop of gebied vormen die in de volksmond aangeduid worden met één naam.’ Voorbeelden: Dommel, Waal, Eemmeer.
In de uitwisselingsformats komt dat er als volgt uit te zien:
Een dataset met de waterdelen (OWA). Hierin wordt ook de naam van het watergebied opgenomen. De geometrie (de lijnen en vlakken) hoort bij de waterdelen, maar wordt in een aparte tabel opgeslagen. Dit maakt het mogelijk om meerdere geometrieën per waterdeel op te slaan, bijvoorbeeld een hartlijn en een vlak van een rivier;
Een dataset met de waterlichamen (OWM).
In de toekomst wordt het watergebied door IdsW in de Aquo standaard als aparte entiteit opgenomen. Omdat deze entiteit nog niet is gedefinieerd en omdat het slechts om twee velden gaat, is het voor de uitwisselingsformats voldoende om de waterdelen tabel uit te breiden. Het gaat dan om de velden WGBIDENT en WGBNAAM.
Figuur 1. Relatie tussen waterlichamen, waterdelen en geometrie.* In het nieuwe NEN3610 Basismodel Geo-informatie zijn de klassen ‘water’ en ‘waterdeel’ opgenomen. De hiergenoemde oppervlaktewaterlichamen en oppervlaktewaterdelen zijn specialisaties van deze NEN-klassen.
Waterlichamen en watergebieden worden opgesplitst in waterdelen op splitsingen (knooppunten) en wanneer de delen fysiek uit elkaar liggen. Ook andere factoren kunnen reden zijn een verdere opsplitsing naar waterdelen te maken;
Voor alle waterlichamen (met uitzondering van kustwater) wordt altijd ook de hartlijn vastgelegd. Voor kustwater, meren (evt. met uitzondering van kanalen en sloten), overgangswater en eventueel brede rivieren wordt ook vlak informatie verstrekt;
De waterdelen sluiten op elkaar aan (waar ze in werkelijkheid ook op elkaar aansluiten);
De waterdelen vormen een stabiele basis. Dat wil zeggen dat codering en ligging in principe in de loop der tijd zo min mogelijk wijzigt.
De informatie wordt uitgewisseld in Esri-shape formaat (de OWAG en GAF shapefiles) of dbf files (OWA – waterdelen en OWM – de waterlichaam tabel);
Voor de codering, de unieke identificatie, worden geen speciale characters (ü, ã, &,% etc.) gebruikt. Alleen letters, cijfers en underscores zijn toegestaan;
De naam van de tabel wordt altijd als volgt opgebouwd: aanduiding thema + aanduiding gebied. Of in andere woorden: basisnaam tabel + gebiedcode. De te gebruiken gebiedcodes zijn in een domeintabel opgenomen. Bijvoorbeeld: OWM_05 staat dan voor de tabel met oppervlaktewaterlichamen van Waterschap Regge en Dinkel. OWM_NLRNOO voor oppervlaktewaterlichamen van het deelstroomgebied Rijn-Oost;
Bij elk bestand dat wordt uitgewisseld is de meta informatie beschikbaar, zoals beschreven onder metadata (zie www.idsw.nl);
Gegevens worden uitgewisseld in RD (Rijksdriehoeks coördinaten);
Het schaalniveau van de brongegevens is 1:250.000 of groter (bijvoorbeeld 1:50.000);
OWM
Gegevens element |
Codering/veldnaam |
Beschrijving |
Type/lengte |
V/O/C1 |
Domein |
Code/Uniek ID Oppervlaktewaterlichaam |
OWMIDENT |
NL + code waterbeheerder (of 99 als meerdere) + unieke code.2 |
String, 24 |
V |
Nvt. |
Naam Oppervlaktewaterlichaam |
OWMNAAM |
String, 100 |
V |
Nvt. |
|
Status |
OWMSTAT |
N(atuurlijk), S(terk veranderd), K(unstmatig) |
String, 1 |
V |
Status |
Type en categorie huidig |
OWMTYPE |
KRW typologie |
String, 3 |
V |
KRW Typologie |
Type en categorie referentie/natuurlijk |
OWMTYPER |
Het natuurlijke type/referentietype/streefbeeld. |
String, 3 |
V |
KRW Typologie |
Internationale typering |
OWMTYPINT |
Type volgens internationale typering |
String, 24 |
O |
Nog op te stellen KRW domein |
Opp. categorie Stroomgebied |
OWMSGCAT |
De oppervlakte van het bovenstroomse deel van het oppw.lichaam |
Nume riek, 6 |
V (niet voor kust) |
Stroomgebied categorie.3 |
Beschermd gebied onderdeel van opp.waterlichaam? |
OWMBESCH |
String, 1 |
O |
J, N, O(nbekend) |
|
Code (deel)stroomgebied district ) |
GEBIDEN1 |
Code van het (deel)stroomgebied district waar waterlichaam in ligt.4 |
String, 24 |
V |
a. MS, SC, RNWE, RNOO, RNNO, RNMI, EMNE, EMED |
Code gebied niveau 1 |
GEBIDEN2 |
4 |
String, 24 |
O |
b. |
Code gebied niveau 2 |
GEBIDEN3 |
4 |
String, 24 |
O |
c. |
Code gebied niveau 3 |
GEBIDEN4 |
4 |
String, 24 |
O |
|
Jaar van opname |
OWMJAAR |
Jaar waarin waterlichaam is bepaald |
Numeriek, 4 |
V |
|
Opmerkingen |
OWMOPME |
Opmerkingen |
String, 254 |
O |
1 Verplicht/Optioneel/Conditioneel
2Voor de codering kunnen 24 characters worden gebruikt, waarbij echter de eerste vier gereserveerd zijn voor een identificatie van Nederland (NL, 2 posities) en de beheerder (2 posities, zie WBHCODE in de domeintabellen). Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de code op Europees niveau uniek id (door de toevoeging van de landcode NL) en op nationaal niveau uniek is (door een code voor de waterbeheerder toe te voegen). Voor de overige posities kunnen binnen een stroomgebieddistrict of deelstroomgebied nog nadere afspraken worden gemaakt, indien gewenst.
3De stroomgebiedgrootte van een waterlichaam (grootte van het gebied dat afwatert op een waterlichaam, bovenstrooms gebied) van een water is een wezenlijk kenmerk van een waterlichaam en waterdeel. De grootte kan als klasse worden aangegeven met onderstaande waarden. Grootte indeling:
10 < 10 km2
100 10 – 100 km2
500 100 – 500 km2
1000 500 – 1000 km2
2500 1000 – 2500 km2
10000 2500 – 10.000 km2
99999 > 10.000 km2
4De GEBIDEN velden verwijzen naar de GAFIDENT, de code voor de stroomgebieden of rapportage eenheden, uit de GAF tabel. Ze zijn daarmee een foreign-key naar de betreffende tabel en dienen ervoor om aan te kunnen geven in welk stroomgebied een waterlichaam ligt. In GAFIDENT1 moet aangegeven worden in welk van de 8 (deel)stroomgebieddistricten het waterlichaam ligt: Maas (MS), Schelde (SC), Rijn-Noord (RNNO), Rijn-West (RNWE), Rijn-Midden (RNMI), Rijn-Oost (RNOO), Eems-Dollard (EMED) of Nedereems (EMNE). De andere GEBIDEN velden kunnen gebruikt worden voor kleinere deelgebieden (bv. RWSR gebieden) al naar gelang in een deelgebied noodzakelijk is.
OWA
Gegevenselement |
Codering/Veldnaam |
Beschrijving |
Type/Lengte |
V/O/C1 |
Domein |
Code/unieke identificatie Oppervlaktewaterdeel |
OWAIDENT |
NL + code waterbeheerder (of 99 als meerdere) + unieke code. Primaire sleutel.2 |
String, 24 |
V |
NVT |
Naam Oppervlaktewaterdeel |
OWANAAM |
String, 100 |
V |
NVT |
|
Code Waterlichaam |
OWMIDENT |
Waterlichaam waar waterdeel deel van uitmaakt, vreemde sleutel |
String, 24 |
V |
NVT |
Code waterbeheerder |
WBHCODE |
String, 2 |
V |
waterbeheerder |
|
Code water |
WGBIDENT |
Code van het watergebied waar waterdeel deel van uitmaakt.3 |
String, 24 |
O |
|
Naam water |
WGBNAAM |
Naam van het water-gebied waar waterdeel deel van uitmaakt.3 |
String, 100 |
V |
|
Waterrijk gebied |
OWARIJK |
Waterrijk gebied of gewoon water (0 – default) |
Numeriek, 1 |
V |
1 (waterrijk gebied) of 0 |
Oppervlakte Oppervlaktewater |
OWAOPPVL |
Vierkante meter |
Numeriek, 12 |
V |
NVT |
Lengte |
OWALENGT |
Meter – voor de lijnvormige waterdelen |
Numeriek, 9,2 |
V (voor lijnvormige waterdelen) |
NVT |
Opp. categorie Stroomgebied4 |
OWASGCAT |
De oppervlakte van het bovenstroomse deel van het waterdeel |
Numeriek, 6 |
O |
Stroomgebied categorie |
Indicatie schaal |
OWANIVO |
Door waterbeheerder gebruikte schaal (minimaal 3 niveaus). |
String, 10 |
O |
NVT |
Opmerkingen |
OWAOPME |
String, 254 |
O |
NVT |
|
Jaar van opname |
OWAJAAR |
Jaar waarin waterdeel bepaald is |
Numeriek, 4 |
V |
1Verplicht/Optioneel/Conditioneel.
2Voor de codering kunnen 24 characters worden gebruikt, waarbij echter de eerste vier gereserveerd zijn voor een identificatie van Nederland (NL, 2 posities) en de beheerder (2 posities). Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de code op Europees niveau uniek id (door de toevoeging van de landcode NL) en op nationaal niveau uniek is (door een code voor de waterbeheerder toe te voegen). Voor de overige posities kunnen binnen een stroomgebieddistrict of deelstroomgebied nog nadere afspraken worden gemaakt, indien gewenst.
3Het watergebied betreft de algemeen bekende namen van de rivier/meer waar het waterdeel onderdeel van is. Bijvoorbeeld ‘Dommel’, ‘Amsterdam-Rijnkanaal’, ‘Kagerplassen’. Een dergelijke naam is noodzakelijk omdat dit de begrijpelijke toegang tot de gegevens zal vormen. Waterlichamen en waterdelen hebben veelal licht afwijkende namen. Watergebied wordt gedefinieerd als: ‘één of meerdere waterdelen die tezamen een waterloop of gebied vormen die in de volksmond aangeduid worden met één naam.’ Minimaal de naam van het watergebied moet worden gegeven. In de Idsw standaard wordt een aparte entiteit ‘watergebied’ opgenomen. Voor uitwisseling is echter opnemen in deze tabel voldoende.
4De stroomgebiedgrootte van het waterdeel (grootte van het gebied dat afwatert op een waterdeel bovenstrooms gebied) van een water is een wezenlijk kenmerk van een waterdeel. De grootte kan als klasse worden aangegeven met onderstaande waarden. Grootte indeling:
10 < 10 km2
100 10 – 100 km2
500 100 – 500 km2
1000 500 – 1000 km2
2500 1000 – 2500 km2
10000 2500 – 10.000 km2
99999 > 10.000 km2
OWAGL of OWAGV (respectievelijk lijnen en vlakken)
Gegevenselement |
Codering/Veldnaam |
Beschrijving |
Type/lengte |
V/O/C1 |
Domein |
Geometrie |
Geometrie |
Lijn/vlak |
V |
Nvt. |
|
Code/ unieke Identificatie geometrie |
OWAGIDENT |
Unieke identificatie van de geometrie |
String, 24 |
V |
Nvt. |
Identificatie Oppervlaktewaterdeel |
OWAIDENT |
Identificatie waterdeel waar de geometrie bij hoort (vreemde sleutel) |
String, 24 |
V |
Nvt. |
Stroomrichting afvoer |
OWAGSTRAF |
+1 of –1 (gelijk aan of tegen digitaliseerrichting), alleen van toepassing op lijnen |
Numeriek, 2 |
O |
Nvt. |
Stroomrichting aanvoer |
OWAGSTRAN |
–1 of +1 (zie OWDSTRAF) |
Numeriek, 2 |
O |
Nvt. |
Opmerkingen |
OWAGOPME |
opmerkingen |
String, 254 |
O |
Nvt. |
1Verplicht/Optioneel/Conditioneel.
In de naamgeving van de tabel wordt aangegeven over welk soort gebieden (bv. Rwsr gebieden, rapportage eenheden) het bestand gaat.
De GAF tabel heeft tot doel alle diverse niveaus van stroomgebieden te kunnen beschrijven. Voor één stroomgebieddistrict kunnen verschillende GAF tabellen gebruikt worden.
GAF[GAFSOORT]
Gegevenselement |
Codering/veldnaam |
Toelichting |
Type/Lengte |
V/O/C1 |
Geometrie |
Shape |
Polygon |
V |
|
Code/Uniek ID Deelstroomgebied |
GAFIDENT |
Code die door waterbeheerder wordt gebruikt.2 |
String, 24 |
V |
Hiërarchische code |
GAFLIGIN |
Code van het af-aanvoergebied waarin deze GAF ligt3 |
String, 24 |
O |
Naam Af-/aanvoergebied |
GAFNAAM |
String, 100 |
O |
|
Oppervlakte Deelstroomgebied |
GAFOPPVL |
Vierkante meters |
Numeriek, 16 |
V |
Soort deelstroomgebied |
GAFSOORT |
4 Zie domein ‘GAFSOORT’ |
Numeriek, 2 |
V |
Jaar van opname |
GAFJAAR |
Jaar waarin GAF bepaald is |
Numeriek, 4 |
V |
Opmerkingen |
GAFOMSCH |
String, 254 |
O |
1Verplicht/Optioneel/Conditioneel
2De GAFIDENT moet een unieke code zijn. Om uniciteit zeker(der) te stellen is het wenselijk dat ook de code van het (deel)stroomgebieddistrict wordt opgenomen. Voor de Maas zouden dan alle coderingen beginnen met MS en voor Rijn-West met RNWE. Dit is niet strikt noodzakelijk, maar als dit wordt toegepast hoeft niet buiten het eigen (deel)stroomgebieddistrict te worden afgestemd voor wat betreft de codering.
3In GAFLIGIN kan de code van het grotere stroomgebied waarvan het stroomgebied deel uit maakt ingevuld worden.
4In het veld GAFSOORT wordt het soort gebied aangegeven. In bijbehorende domeintabel (zie www.idsw.nl) wordt aangegeven welke soorten kunnen worden onderscheiden. Dit betreft soorten als ‘stroomgebieddistrict’ , ‘rwsr gebied’, ‘afwateringsgebied’.
De rapportage over het monitoringsprogramma voor zowel Toestand -en Trend monitoring als operationele monitoring bestaat uit twee delen:
Samenvatting van het programma
Informatie per monitoringslocatie
Per monitoringsprogramma wordt deze delen gerapporteerd. Per stroomgebieddistrict komt er uiteindelijk één rapportage voor het Toestand en Trend monitoringprogramma en één voor het operationele monitoringprogramma. Hieronder wordt dit meer in detail uitgewerkt.
In de samenvatting van een monitoring programma wordt de volgende informatie opgenomen:
Startdatum van het monitoring programma;
Aantal monitoring locaties en meetfrequentie per kwaliteitselement en/of parameters (zie onderstaande tabel);
Aantal waterlichamen waarvoor de monitoring geldt;
Aantal en type beschermde gebieden waarvoor de monitoring geldt;
Lijst van kwaliteitselementen, prioritaire stoffen en andere significante stoffen, die bemeten worden.
Categorie |
Rivier |
Meer |
Kustwater |
Overgangswater |
||||
Kwaliteitselement |
Aantal locaties |
Freq |
Aantal locaties |
Freq |
Aantal locaties |
Freq |
Aantal locaties |
Freq |
Fytoplankton |
||||||||
Fytobenthos |
||||||||
Macrofyten (en Angio-spermen/Macroalgen) |
||||||||
Macrofauna |
||||||||
Vis |
||||||||
Prioritaire en 76/464/EG stoffen1 – parameter 1 – parameter 2 – etc. |
||||||||
Algemeen fysisch-chemische parameters1 – parameter 1 – parameter 2 – etc. |
||||||||
Overige verontreinigende stoffen1 – parameter 1 – parameter 2 – etc. |
||||||||
Hydrologisch regime1 – parameter 1 – parameter 2 – etc. |
||||||||
Morfologie1 – parameter 1 – parameter 2 – etc. |
||||||||
Riviercontinuïteit1 – parameter 1 – parameter 2 – etc. |
||||||||
Getijdenregime1 – parameter 1 – parameter 2 – etc. |
1Als voor bepaalde parameters (stoffen, hydromorfologische variabelen) of groepen van parameters een andere frequentie gehanteerd wordt dan kunnen deze parameters apart worden aangegeven.
Per monitoringsprogramma wordt ook de volgende informatie als algemene beschrijving opgenomen (uit: Reporting sheets for Reporting Monitoring Requirements, 31 augustus 2005):
Korte uitleg van de methodologie/criteria die gebruikt is/zijn om de locaties te selecteren;
Korte uitleg van de bemonsterings -en analysemethode per kwaliteitselement (inclusief details over gebruikte nationale of internationale standaarden zoals CEN of ISO);
Korte uitleg van methodologie/criteria die zijn gebruikt om de monitoringsfrequentie per kwaliteitselement te bepalen;
Informatie over de mate van betrouwbaarheid en precisie die van de resultaten van monitoringverwacht kunnen worden;
Samenvatting van aanvullende monitoring vereisten voor wateren die voor drinkwaterinname gebruikt worden (artikel 7 KRW);
Samenvatting van de methodologie die gebruikt is om de referentie condities vast te stellen (bijvoorbeeld modelmatig, referentie netwerk, expert judgement, combinatie van mogelijkheden;
Eventueel: referentie/hyperlinks voor verwijzing naar nadere informatie over het monitoring programma
Bovenstaande informatie moet, indien afwijkend, per oppervlaktewater categorie (rivier, meer, overgangswater, kustwater) worden opgenomen.
De monitoringlocatie is ‘een aanduiding van de plaats waar de meting verricht is’. Deze locatie is niet noodzakelijkerwijs gelijk aan een meetpunt (een fysiek punt waar een meting of monstername plaatsvindt). Bijvoorbeeld voor vissen betreft een locatie veelal een gebied. In andere gevallen kan een meetlocatie meerdere meetpunten omvatten. De bedoeling is dat in alle gevallen een punt (X,Y coördinaat) wordt aangegeven om de locatie aan te duiden.
In het geval van chemische monitoring zal de locatie veelal overeenkomen met een meetpunt. In het geval van (bijvoorbeeld) vissen zal de X,y coördinaat van de locatie een zwaartepunt (binnen het water) van een gebied zijn.
De volgende informatie wordt per monitoringlocatie opgenomen:
1. |
X, Y coördinaat |
|
2. |
Naam |
Naam van de locatie |
3. |
Identificatie (code) |
Unieke code van de locatie |
4. |
Soort monitoring |
TenT, Operationeel of beide |
5. |
Waterlichaam waar locatie in ligt |
Code van het waterlichaam |
6. |
Waterlichamen waarvoor locatie representatief is (per kwaliteitselement/parameter en per soort!) |
Als de locatie voor meerder waterlichamen representatief is dan wordt hier aangegeven voor welke waterlichamen dit geldt. Per kwaliteitselement kan de relatie tussen de locatie en de waterlichamen waarvoor hij representatief is verschillen. Dit kan ook verschillen per soort monitoring. |
7. |
Kwaliteitselementen en parameters die op de locatie gemeten worden |
Er wordt een codelijst (domeintabel) opgesteld met mogelijke waarden. De bemeten parameters kunnen per soort monitoring verschillen |
8. |
Monitoringfrequentie (per kwaliteitselement/parameter en per soort monitoring) |
|
9. |
Aantal meetpunten |
Indien de locatie meerdere meetpunten bevat wordt aangegeven hoeveel meetpunten dit betreft of dat het een gebied of raai betreft |
10. |
Type beschermd gebied waar locatie in ligt |
Mogelijke waarden: geen beschermd gebied/drinkwater/vogelrichtlijn/habitatrichtlijn/overig (meerdere typen zijn mogelijk) |
11. |
Jaar van start van monitoring |
|
12. |
Eindjaar voor monitoring |
Indien van toepassing |
13. |
Toelichting |
Verdere informatie over locatie (indien relevant) |
14. |
Waterbeheerder |
Code van de beheerder van de monitoringlocatie |
15. |
Bij operationele monitoring: doel van locatie |
1. Toestand in de gaten houden; 2. Effect van maatregelen bepalen; 3 Beiden |
16. |
Bij operationele monitoring: redenen van de locatie: welke belastingen/drukken zijn de reden dat hier gemeten wordt |
Lijst belastingen uit richtlijnen monitoring |
Om de gegevens effectief uit te wisselen is een éénduidige manier van uitwisselen noodzakelijk. Voor de gegevens per monitoringlocatie wordt hieronder de voorgeschreven structuur voor uitwisseling beschreven. Deze structuur is omgezet in een xml schema. Dit schema wordt voor de uitwisseling gebruikt.
Om de informatie per monitoringlocatie vast te leggen zijn een aantal tabellen nodig:
De basistabel met locaties bevat per locatie een record, waarin basisinformatie als ‘naam’, ‘x,y coördinaat’ en ‘soort programma’ is opgenomen. De overige tabellen bevatten aanvullende informatie;
Een tabel waarin is opgenomen wat wordt gemeten met welke frequentie op de locatie. Deze meetfrequentie kan verschillen voor operationele monitoring en voor TenT monitoring;
Een tabel waarin de representativiteit van de locaties is aangegeven. Hierin wordt beschreven voor welke waterlichamen een locatie representatief is. Dit kan per parameter en per soort monitoring verschillen;
Een tabel waarin is aangegeven in welk type beschermde gebieden de locatie ligt.
Figuur 1. Relaties tussen de tabellen.
De naam van de tabellen geeft aan welk gebied de monitoring betreft. Daartoe is altijd de [gebiedcode] in de tabelnaam opgenomen. Voor gebiedcode wordt één van de waarden ingevuld uit de betreffende domeintabel van IDsW. Een tabel met de meetlocaties van het waterschap Brabantse Delta (code 25) heet dan bijvoorbeeld: MLC_25.
MLC
Gegevens-element |
Codering/veldnaam |
Type, lengte |
Opmerkingen |
X coordinaat |
X |
Numeriek, 11,5 |
|
Y coordinaat |
Y |
Numeriek, 11,5 |
|
Identificatie (unieke code) van locatie |
MLCIDENT |
String, 24 |
De code wordt altijd voorafgegaan door NL[WBHCODE]_ . Bijvoorbeeld: NL92_Ketelm |
Naam |
MLCNAAM |
String, 100 |
|
Waterlichaam waar locatie in ligt |
OWMIDENT |
String, 24 |
Het waterlichaam waar de monitoringlocatie in ligt |
Soort meetlocatie |
MLCSOORT |
String, 24 |
TenT, Operationeel, TenTOperationeel (beide typen) |
Datum ingebruikname meetlocatie |
MLCDATIN |
Datum |
|
Datum einde meetlocatie |
MLCDATUIT |
Datum |
|
Doel meetlocatie |
MLCDOEL |
String, 24 |
(alleen invullen voor operationele monitoring:) toestand in de gaten houden, effect van maatregelen bepalen of beiden |
Aantal meetpunten |
MPN_AANTAL |
Numeriek, 4 |
0: echte locatie (één meetpunt) -1: locatie met gebied of raai n: locatie met n aantal meetpunten |
Toelichting |
MLCOPME |
String, 255 |
|
Waterbeheerder |
WBHCODE |
String, 2 |
Conform IDsW codelijst |
In deze tabel worden de parameters gegeven die per locatie worden bemeten, inclusief de meetfrequentie. Hier kunnen ook stofgroepen worden weergegeven (bijvoorbeeld: ‘prioritaire stoffen met EU norm’ of ‘Rijnrelevante stoffen’), echter alleen als inderdaad alle parameters uit de stofgroep hier bemeten worden met de weergegeven frequentie en cyclus. Anders toch per parameter opgeven wat bemeten wordt.
MLC_PAR
Gegevens-element |
Codering/veldnaam |
Type, lengte |
Opmerkingen |
Identificatie (unieke code) van locatie, sleutelveld |
MLCIDENT |
String, 24 |
|
Parameter/kwaliteitselement |
DOMGWCOD |
String, 12 |
Kwaliteitselement of parameter die op de locatie bemeten wordt, conform parameterlijst IDSW |
Monitoring frequentie (per parameter/waliteitselement), aantal/jaar |
MONFREQ |
Numeriek, 6, 2 |
|
Monitoring cyclus |
MONCYCLUS |
Numeriek, 2 |
Om de hoeveel jaar vindt de monitoring plaats (bijvoorbeeld: één keer per 6 jaar, dan een 6 invullen) |
Soort meetlocatie |
MLCSOORT |
String, 24 |
Als de locatie voor zowel TenT als operationele monitoring gebruikt wordt, dan hier aangeven waarvoor de frequentie geldt (kan verschillen per soort monitoring) |
In deze tabel kan ook per stofgroep (of groep kwaliteitselementen) worden aangegeven waarom er gemeten wordt, indien de reden voor alle bemeten parameters uit de stofgroep geldig is. Indien niet alle parameters uit de stofgroep bemeten worden op de locatie, mag toch de stofgroep code gebruikt worden. Uit de tabel MLC_PAR wordt wel duidelijk welke parameters exact bemeten worden.
MLC_REDEN
Gegevens-element |
Codering/veldnaam |
Type, lengte |
Opmerkingen |
Identificatie (unieke code) van locatie, sleutelveld |
MLCIDENT |
String, 24 |
|
Parameter/kwaliteitselement |
DOMGWCOD |
String, 12 |
Kwaliteitselement of parameter die op de locatie bemeten wordt, conform parameterlijst IDSW |
Reden van gebruik locatie |
MLCREDEN |
String, 50 |
Lijst van drukken uit domeintabel |
In deze tabel kan ook per stofgroep of groepering van kwaliteitselementen worden aangegeven hoe de representativiteit is. Indien niet alle parameters uit de stofgroep bemeten worden op de locatie, mag toch de stofgroep code gebruikt worden.
MLC_OWM
Gegevens-element |
Codering/veldnaam |
Type, lengte |
Opmerkingen |
Identificatie (unieke code) van locatie |
MLCIDENT |
String, 24 |
|
Parameter/kwaliteitselement |
DOMGWCOD |
String, 12 |
Kwaliteitselement of parameter die op de locatie bemeten wordt, conform parameterlijst IDSW |
Waterlichamen waarvoor locatie representatief is (per kwaliteitselement!) |
OWMIDENT |
String, 24 |
|
Soort meetlocatie |
MLCSOORT |
String, 24 |
Als de locatie voor zowel TenT als operationele monitoring gebruikt wordt, dan hier aangeven waarvoor de representativiteit geldt (kan verschillen per soort monitoring) |
MLC_BESCH
Gegevens-element |
Codering/veldnaam |
Type, lengte |
Opmerkingen |
Identificatie (unieke code) van locatie |
MLCIDENT |
String, 24 |
|
Type beschermd gebied waar locatie in ligt |
BESCH |
String, 24 |
VOG – Vogelrichtlijngebied HAB – Habitatrichtlijn gebied CONS – Onttrekking voor menselijke consumptie ZWEM – Zwemwater SCHELP – Schelpdierwater |
Op een locatie kunnen diverse parameters gemeten worden. In de tabel MLC_PAR en MLC_OWM wordt aangegeven welke parameters gemeten worden en voor welke waterlichamen die representatief zijn. In die tabellen moeten altijd de individuele parameters ingevuld worden. Werken met stofgroepen mag niet meer. De actuele lijst met domeinwaarden voor de parameters en kwaliteitselementen is te uitgebreid om hier op te nemen. De lijst is beschikbaar op www.idsw.nl
Ten behoeve van de uitwisselingsformats voor de monitoring locaties zijn enkele nieuwe domeintabellen opgesteld. Deze zijn hieronder beschreven. Voor het domein ‘waterbeheerder’ en ‘gebied’ zijn al bestaande lijsten. Deze zijn te raadplegen op www.idsw.nl
Domeintabel ‘RedenLocatie’
RedenCode |
Omschrijving Druk Lang |
Druktype |
Baggerstort |
baggerstort (vrijkomen stoffen) |
Chemisch |
Doorbelasting |
doorbelasting (inlaat gebiedsvreemd water) |
Chemisch |
RWZI |
lozing RWZI |
Chemisch |
Industrie |
lozingen industrie (incl. offschore) |
Chemisch |
OverstortRegenwater |
Overstorten/regenwateruitlaat |
Chemisch |
Wegwater |
Afspoeling vervuild wegwater vanuit verkeer |
Chemisch |
AtmosferischeDepositie |
atmosferische depositie |
Chemisch |
Baggeren |
Baggeren (vrijkomen stoffen) |
Chemisch |
Waterwerken/Uitspoeling |
dammen, dijken, sluizen, stuwen en kustverdedigingswerken (uitspoeling van verontreiniging) |
Chemisch |
Landbouw |
lozingen landbouw (vrijkomen stoffen) |
Chemisch |
WaterbodemNalevering |
Nalevering via waterbodemverontreiniging |
Chemisch |
Scheepvaart |
scheepvaart (vrijkomen stoffen; anti-fouling; olie ed) |
Chemisch |
BouwmaterialenUitloging |
uitloging bouwmaterialen |
Chemisch |
Voorbelasting |
Voorbelasting |
Chemisch |
Militair oefenterrein |
militair oefenterrein (vrijkomen stoffen) |
Chemisch |
RecreatieLozing |
recreatie (lozing) |
Chemisch |
ScheepvaartToiletten |
scheepvaart (toiletlozing) |
Chemisch |
AankoppelenStroomgebied |
aankoppelen stroomgebieden |
Fysisch |
AfkoppelenStroomgebied |
Afkoppelen stroomgebieden |
Fysisch |
Baggeren |
Baggeren |
Fysisch |
Baggerstort |
baggerstort? |
Fysisch |
Bodemdaling |
Bodemdaling |
Fysisch |
KunstmatigeAfvoerverdeling |
kunstmatige afvoerverdeling door omleiding hoge afvoeren/bemalen |
Fysisch |
NormalisatieKanalisatie |
normalisatie/kanalisatie (kribben/onnatuurlijk profiel) |
Fysisch |
PeilbeheerDynamiek |
peilbeheer/dynamiek |
Fysisch |
DrainageVerdroging |
wateraanvoer/afvoer (drainage/verdroging) |
Fysisch |
Wateronttrekking |
wateronttrekking (voor drinkwater, proceswater, koeling en landbouw (veedrenking en beregening)) |
Fysisch |
ZouteKwel |
zoute kwel |
Fysisch |
AantastingInundatiezones |
Aantasting natuurlijke inundatiezones |
Fysisch |
WaterwerkenBarriere |
dammen, dijken, sluizen, stuwen en kustverdedigingswerken (barriere voor fauna) |
Fysisch |
Haven |
Havens |
Fysisch |
Waterkrachtcentrale |
Waterkrachtcentrale |
Fysisch |
BeheerEnOnderhoud |
beheer & onderhoud (aantasting natuurlijke houtopstanden) |
Fysisch |
Oeverinrichting/Verdediging |
oeverinrichting/verdediging |
Fysisch |
Grondstofwinning |
ontgronding/zandwinning/delfstoffenwinning |
Fysisch |
Verduikering/Overkluizing |
verduikering/overkluizing |
Fysisch |
Zandsuppletie |
Zandsuppletie |
Fysisch |
Zangvangen |
Zandvangen |
Fysisch |
ThermischeVerontreiniging |
Thermische verontreiniging (warmte/koude opslag) |
Fysisch |
Beroepsscheepvaart |
Beroepsscheepvaart (het varen) |
Fysisch |
Offshore |
offschore activiteiten |
Fysisch |
RecreatieBetreding |
recreatie (betreding) |
Fysisch |
Recreatiescheepvaart |
Recreatievaart |
Fysisch |
VisserijOmwoelingBodem |
visserij (omwoeling bodem) |
Fysisch |
Zwerfvuil |
Zwerfvuil |
Fysisch |
MilitairOefenterrein |
militair oefenterrein (akoestisch; ruimtegebruik) |
Fysisch |
ExotenAanwezigheid |
aanwezigheid exoten |
Biologisch |
VisserijOntrekking |
visserij (onttrekking) |
Biologisch |
WaterkrachtcentraleVissterfte |
waterkrachtcentrale (vissterfte) |
Biologisch |
Zandsuppletie |
Zandsuppletie |
Biologisch |
ScheepvaartIntroductieExoten |
scheepvaart (introductie exoten) |
Biologisch |
Domeintabel MLCsoort
MCLSOORT |
Beschrijving |
TT |
Toestand & Trendmonitoring |
OM |
Operationele monitoring |
TT_OM |
Toestand & Trend en operationele monitoring (mag alleen gebruikt worden in MLC tabel, niet in MLC_PAR en MLC_OWM) |
Domeintabel MLCDoel
MCLDOEL |
Beschrijving |
Toestand |
De toestand in de gaten houden van waterlichamen waarvan is vastgesteld dat ze ‘at risk’ zijn |
Effect |
het effect (en niet de omvang!) van maatregelen die zijn genomen om de toestand te verbeteren vaststellen. |
ToestandEffect |
Zowel toestand in de gaten houden als effect van maatregelen vaststellen |
Domeintabel BeschermdeGebieden
BESCH |
Beschrijving |
VOG |
Vogelrichtlijngebied |
HAB |
Habitatrichtlijn gebied |
CONS |
Onttrekking voor menselijke consumptie |
ZWEM |
Zwemwater |
SCHELP |
Schelpdierwater |
Voor de KRW rapportages worden de oordelen over de toestand van de oppervlaktewaterlichamen aangeleverd in een vastgesteld formaat, conform het door IDsW gepubliceerde xml-schema.
De oordelen kunnen bepaald worden met behulp van het toetsinstrumentarium de Aquokit. De Aquokit bestaat uit de chemische toetsmodule iBever, de ecologische toetsmodule QBWAT en de KRW-Integratiemodule. Het toetsinstrumentarium maakt gebruik van de op het KRW-portaal beschikbare configuratie van het monitoringnetwerk, de maatlatten en doelen en door de waterbeheerder aangeleverde toetsresultaten. De KRW-Integratiemodule produceert oordelen per waterlichaam voor het gewenste monitoringnetwerk en periode in het vereiste xml-formaat.
Het xml bestand bevat oordelen per waterlichaam, kwaliteitselement of parameter en type monitoringnetwerk. Elk oordeel is als volgt opgebouwd:
Xml element (upload) |
Veldnaam (download) |
Verplicht |
Type |
Domeintabel1 |
Toelichting |
identificatie |
n.v.t. |
ja |
tekst |
Identificatie |
|
hoortBijWaterbeheerGebied |
owmident |
ja |
tekst |
OWM2 |
Code van het waterlichaam |
rapportageJaar |
rapportage |
ja |
tekst |
Rapportagejaar |
|
kwaliteitsElementOfParameter |
domgwcod |
ja |
tekst |
parameter.xsd typekwaliteitselement.xsd |
Code van het kwaliteitselement of parameter |
grootheid |
grootheid |
conditioneel |
tekst |
grootheid.xsd grootheid-concept.xsd |
Grootheid |
waardeBewerkingsMethode |
waardebewe |
nee |
tekst |
waardebewerkingsmethode.xsd |
Waardebewerking |
waardeBepalingsMethode |
waardebepa |
ja |
tekst |
waardebepalingsmethode.xsd |
Waardebepaling |
gegevensBeginTijd |
gegevensbe |
ja |
datum |
Begintijd van periode van beoordeling |
|
gegevensEindTijd |
gegevensei |
ja |
datum |
Eindtijd van periode van beoordeling |
|
numeriekeWaarde |
toetswaard |
ja |
numeriek |
Toetswaarde |
|
Toestand |
tstd |
ja |
tekst |
typeclassificatiekrwbiologisch.xsd typeclassificatiekrwchemisch.xsd |
Toestand |
opmerking |
opme |
nee |
tekst |
Opmerking |
1De domeintabellen zijn te vinden op http://www.idsw.nl/Aquo/schemas/
2De domeintabel OWM is te vinden op het KRW-Portaal.
Bij het uploaden van de gegevens naar het KRW-Portaal wordt het eerder genoemde xml formaat gebruikt. Bij het downloaden worden de gegevens als dBase tabel teruggeleverd. De kolomnamen in de dBase tabellen verschillen enigszins van de namen van de xml elementen. Inhoudelijke verschillen beperken zich tot de identificatie en waterlichaamcodering.
Identificatie (unieke code) van het oordeel. De identificatie is als volgt opgebouwd:
de letterlijke tekst ‘NL.umam.’ gevolgd door het nummer van de waterbeheerder gevolgd door een punt, gevolgd door maximaal 25 letters en/of cijfers. Bijvoorbeeld
NL.umam.33.1234. De identificatie wordt niet gebruikt in de dBase tabellen.
Dit veld refereert naar het waterlichaam waar het oordeel op van toepassing is. De referentie is als volgt geformatteerd: de letterlijke tekst ‘NL.umam.’ gevolgd door de code van de betreffende waterbeheerder, gevolgd door een punt en tenslotte gevolgd door de waterlichaamcode uit de tabel OWM (veld OWMIDENT). Voorbeeld voor het waterlichaam IJssel: ‘NL.umam.93.NL93_IJSSEL’. In de dBase tabellen wordt alleen de waterlichaamcode getoond (veld OWMIDENT)
Jaar van de rapportage
De code van het betreffende kwaliteitselement of parameter. Voor geldige waarden wordt verwezen naar de door IDsW gepubliceerde domeintabellen.
Als het oordeel een chemische stof betreft dient hier de grootheid van de parameter opgegeven te worden. Dit is niet nodig voor biologische kwaliteitselementen. Voor toegestane grootheiden wordt verwezen naar de IDsW domeintabellen.
De methode die gebruikt is voor de bewerking van de gegevens. Mogelijke methodes zijn bijvoorbeeld: MAX (maximum waarde), JGM (jaargemiddelde), P90 (90-percentiel). Dit veld is niet verplicht. Voor een complete lijst met toegestane waardebewerkingsmethodes wordt verwezen naar de domeintabel.
De methode die gebruikt is om de toetswaarde te bepalen. Voor geldige waarden wordt verwezen naar de Aquo domeintabel met methodieken (modellen) voor waardebepaling (waardebepalingsmethode.xsd). De laatste tekens van de waardebepalingsmethode geven aan of het oordeel het Toestand en Trend meetnet betreft (TT), het Operationele Meetnet betreft (OM), of een gecombineerd oordeel is (OM_TT).
Voorbeeld: als gebruikt gemaakt is van de standaard trits iBever, QBWat en de KRW Integratiemodule voor het operationele monitoringnetwerk heeft de waardeBepalingsMethode het volgende formaat: ‘other:iWSR;KRW;OM’.
Bepaalt de periode waar binnen meetgegevens gebruikt zijn om tot een oordeel te komen. De begintijd en eindtijd worden als datum opgegeven in het formaat jjjj-mm-dd.
Is de feitelijke toetswaarde als getal en is een resultaat van selectie, berekeningen, aggregatie en integratie. Deze waarde is langs de norm of maatlat gehouden om het oordeel te bepalen.
De uiteindelijke toestand of oordeel. Voor chemische stoffen wordt het oordeel gegeven als ‘Voldoet’ of ‘Voldoet niet’, Voor de biologische kwaliteitselementen en fysisch-chemische parameters wordt de toestand gegeven als ‘Slecht’, ‘Ontoereikend’, ‘Matig’, ‘Goed’ of ‘Zeer goed’.
Eventuele opmerkingen (niet verplicht)
Regelgeving die op dit bijlage is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit bijlage als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit bijlage
(07-07-2020)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
nieuwe-regeling |
07-12-2009 |
07-12-2009 |