Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 124

  • 1

    Onverminderd de artikelen 132, tweede lid, 132b, tweede lid, en 134, vierde lid, wordt een rijbewijs overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels voor een of meer categorieën van motorrijtuigen of voor een deel van de geldigheidsduur ongeldig verklaard indien:

    • a.

      het rijbewijs is afgegeven op grond van door de houder verschafte onjuiste gegevens en het niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest;

    • b.

      na afgifte van het rijbewijs blijkt dat het kennelijk abusievelijk aan de houder is afgegeven;

    • c.

      de houder een schriftelijke verklaring overlegt, waarin hij afstand doet van de bevoegdheid tot het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven;

    • d.

      de houder blijkens een op diens verzoek uitgevoerd onderzoek niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft, voor die categorie of categorieën en, indien bij dat onderzoek blijkt dat hij tevens niet beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van een andere categorie of andere categorieën dan waarop het onderzoek betrekking heeft, tevens voor die andere categorie of categorieën;

    • e.

      het als gevonden voorwerp is ontvangen en teruggave aan de houder niet mogelijk is gebleken, mits de houder nog geen aanvraag voor een vervangend rijbewijs heeft ingediend.

  • 2

    De ongeldigverklaring geschiedt:

    • a.

      in de in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde gevallen door de Dienst Wegverkeer, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een door deze dienst of een door Onze Minister afgegeven rijbewijs;

    • b.

      in de in het eerste lid, onderdelen d en e, bedoelde gevallen door de Dienst Wegverkeer, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is;

    • c.

      in de in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde gevallen door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs dat niet is afgegeven door de Dienst Wegverkeer of door Onze Minister, dan wel door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • d.

      in het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde geval

      • I.

        indien de verklaring wordt overgelegd door een houder die zich ingevolge het in artikel 131, eerste lid, onderdeel c, bedoelde besluit dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid, door het CBR;

      • II.

        buiten de gevallen waarin de verklaring wordt overgelegd door een houder die zich ingevolge het in artikel 131, eerste lid, onderdeel c, bedoelde besluit dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid, door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs dat niet is afgegeven door de Dienst Wegverkeer of door Onze Minister dan wel door de Dienst Wegverkeer, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een door deze dienst of een door Onze Minister afgegeven rijbewijs;

    • e.

      in de in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde gevallen door het CBR;

    • f.

      in het in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde geval door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs dat niet is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • g.

      in afwijking van onderdeel c vindt ongeldigverklaring plaats door de Dienst Wegverkeer, indien deze dienst beschikt over gegevens uit het buitenland waaruit blijkt dat betrokkene tevens houder is van een rijbewijs afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 3

    De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van het rijbewijs is bekend gemaakt.

  • 4

    De houder van het ongeldig verklaarde rijbewijs dient dat rijbewijs zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden, in te leveren bij degene die het ongeldig heeft verklaard.

  • 5

    Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld omtrent de wijze waarop de inlevering van ongeldig verklaarde rijbewijzen dient plaats te vinden.

  • 6

    Indien het rijbewijs dat voor ongeldigverklaring op grond van het eerste lid, onderdeel c, in aanmerking komt, zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, plaatst degene die ingevolge het tweede lid is belast met de ongeldigverklaring:

    • a.

      in het in het tweede lid, onderdeel d, aanhef en onder I, bedoelde geval een aantekening in het rijbewijzenregister waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs op de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze dient aan te tonen dat hij, al naar gelang de aard van het onderzoek waarop het in artikel 131, eerste lid, onderdeel c, bedoelde besluit betrekking heeft, beschikt over de rijvaardigheid, de lichamelijke en geestelijke geschiktheid dan wel de rijvaardigheid en de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop de door de houder overgelegde verklaring betrekking heeft;

    • b.

      in het in het tweede lid, onderdeel d, aanhef en onder II, bedoelde geval een aantekening in het rijbewijzenregister waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs op de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze dient aan te tonen dat hij beschikt over de rijvaardigheid en de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop de door de houder overgelegde verklaring betrekking heeft.

  • 7

    Indien het rijbewijs dat voor ongeldigverklaring op grond van het eerste lid, onderdeel d, in aanmerking komt, zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, plaatst degene die ingevolge het tweede lid is belast met de ongeldigverklaring, een aantekening in het rijbewijzenregister waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs op de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze dient aan te tonen dat hij beschikt over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft.

  • 8

    Indien bij het op grond van het eerste lid, onderdeel d, uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de resterende geldigheidsduur van het rijbewijs korter is dan de termijn waarvoor de houder blijkens het onderzoek naar verwachting geschikt zal zijn voor het besturen van motorrijtuigen, plaatst het CBR een aantekening in het rijbewijzenregister waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs op de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze dient aan te tonen dat hij beschikt over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft.

  • 9

    Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdelen c, d en e, het derde tot en met het achtste lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(03-07-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

12-07-2017

wijziging

11-05-2017

Stb. 2017, 299

34574

11-05-2017

Stb. 2017, 299

19-01-2013

wijziging

26-01-2012

Stb. 2012, 39

32830

03-04-2012

Stb. 2012, 161

01-12-2011

wijziging

04-06-2010

Stb. 2010, 259

31896

07-11-2011

Stb. 2011, 527

01-10-2006

wijziging

28-06-2006

Stb. 2006, 321

30438

07-08-2006

Stb. 2006, 382

14-07-2006

wijziging

28-06-2006

Stb. 2006, 321

30438

28-06-2006

Stb. 2006, 321

15-05-2004

wijziging

18-04-2002

Stb. 2002, 250

27840

07-05-2004

Stb. 2004, 202

01-07-1996

wijziging

29-03-1996
samen met

Stb. 1996, 257
samen met
Stb. 1996, . 276

22961

19-06-1996

Stb. 1996, 325

01-06-1996

wijziging

17-11-1994

Stb. 1994, 858

23664

30-05-1996

Stb. 1996, 279

Inwtr. 1

wijziging

24-05-1996

Stb. 1996, 276

24496

30-05-1996

Stb. 1996, 279

wijziging

21-04-1994

Stb. 1994, 475

22030

30-05-1996

Stb. 1996, 279

01-06-1996

nieuwe-regeling

21-04-1994

Stb. 1994, 475

22030

30-05-1996

Stb. 1996, 279

01-01-1995

wijziging

16-12-1993

Stb. 1993, 650

22495

23-12-1993

Stb. 1993, 693

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking als het oorspronkelijke artikel in werking treedt.