Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 2.33

  • 1

    Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, voor zover:

    • a.

      de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie dat vereist;

    • b.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien door toepassing van artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, redelijkerwijs niet kan worden bereikt dat in de inrichting of het mijnbouwwerk ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast;

    • c.

      dat nodig is ter uitvoering van een verzoek als bedoeld in artikel 2.29, eerste lid, tweede volzin, onder a, of een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.34, eerste lid;

    • d.

      de inrichting of het mijnbouwwerk ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en toepassing van artikel 2.31 daarvoor redelijkerwijs geen oplossing biedt;

    • e.

      deze van rechtswege is verleend, indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en toepassing van artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, daarvoor redelijkerwijs geen oplossing biedt;

    • f.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien de inrichting een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47 van de Wet milieubeheer of een afvalvoorziening als bedoeld in artikel 1.1 van die wet is: indien de stortplaats of afvalvoorziening krachtens paragraaf 8.2 van die wet voor gesloten is verklaard;

    • g.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.19, in gevallen die in het betrokken wettelijk voorschrift zijn aangegeven.

  • 2

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, voor zover:

    • a.

      gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a onderscheidenlijk b of g, gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • b.

      de vergunninghouder daarom heeft verzocht;

    • c.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, indien dit in het belang van de brandveiligheid nodig is met het oog op het voorziene gebruik van het bouwwerk, en het niet mogelijk blijkt door toepassing van artikel 2.31, tweede lid, onder a, dat belang voldoende te beschermen;

    • d.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien:

      • 1°.

        dit in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen nodig is;

      • 2°.

        de inrichting of het mijnbouwwerk geheel of gedeeltelijk is verwoest;

    • e.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, indien de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zodanig zijn gewijzigd dat het belang van de monumentenzorg zwaarder moet wegen;

    • f.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken algemene maatregel van bestuur;

    • g.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening;

    • h.

      deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.19, op de gronden die zijn aangegeven in het betrokken wettelijk voorschrift.

  • 3

    Voor zover een verzoek van een vergunninghouder tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, trekt het bevoegd gezag de omgevingsvergunning slechts geheel of gedeeltelijk in, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

Informatie geldend op 03-08-2018

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  1. Besluit natuurbescherming

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen
    artikel: 2

  2. Besluit natuurbescherming

  3. Besluit omgevingsrecht
    artikel: 5.24

  4. Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
    artikel: 5

  5. Vuurwerkbesluit
    artikel: 3B.5

  6. Waterwet
    artikel: 6.26

  7. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
    artikel: 2.6, 4.2

  8. Wet milieubeheer
    artikel: 16.20c, 8.40, 10.48, 10.53, 10.64

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(03-08-2018)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-04-2015

wijziging

10-07-2013

Stb. 2013, 307

32862

20-02-2015

Stb. 2015, 92

01-10-2012

wijziging

24-05-2012

Stb. 2012, 233

32389

13-06-2012

Stb. 2012, 276

01-10-2010

nieuwe-regeling

06-11-2008

Stb. 2008, 496

30844

10-06-2010

Stb. 2010, 231

wijziging

25-03-2010

Stb. 2010, 142

31953

10-06-2010

Stb. 2010, 231

Alg. 1

wijziging

29-04-2010

Stb. 2010, 187

32277

10-06-2010

Stb. 2010, 231

Opmerkingen

  • 1) De artikelen 1.6, 1.7 en 1.10 van Stb. 2010/142 bevatten overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.