De ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, doet bij het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek. De aangiftetermijn vangt aan op de vijfde dag voor de dag van vertrek.
De ingezetene doet in die aangifte mededeling van de gegevens over zijn vertrek en het volgende verblijf buiten Nederland.
Ter uitvoering van het eerste lid verschijnt de ingezetene in persoon bij het college, indien:
niet alle ingezetenen met hetzelfde woonadres de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervullen, of
niet voor alle ingezetenen met hetzelfde woonadres de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt vervuld.
Een minderjarige verschijnt in persoon, tenzij alle ingezetenen met hetzelfde woonadres aangifte van vertrek doen of aangifte van vertrek voor hen wordt gedaan.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent bijzondere gevallen waarin het eerste lid niet van toepassing is.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Wet basisregistratie personen
artikel: 1.1, 2.45, 2.47, 2.48, 2.49, 4.17
Wet financiering sociale verzekeringen
artikel: 61
(24-12-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
nieuwe-regeling |
03-07-2013 |
28-11-2013 |