Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 1.3 Intrinsieke waarde

  • 1

    De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.

  • 2

    Onder erkenning van de intrinsieke waarde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan erkenning van de eigen waarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. Bij het stellen van regels bij of krachtens deze wet, en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.

  • 3

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt tot de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven in elk geval gerekend dat dieren zijn gevrijwaard van:

    • a.

      dorst, honger en onjuiste voeding;

    • b.

      fysiek en fysiologisch ongerief;

    • c.

      pijn, verwonding en ziektes;

    • d.

      angst en chronische stress;

    • e.

      beperking van hun natuurlijk gedrag;

    voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd.

Informatie geldend op 03-01-2019

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(03-01-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

25-01-2014

wijziging

18-12-2013

Stb. 2014, 14

33773

20-01-2014

Stb. 2014, 31

01-01-2013

nieuwe-regeling

19-05-2011

Stb. 2011, 345

31389

13-12-2012

Stb. 2012, 659