Indien bij de beoordeling van het recht op uitkering blijkt, dat het door een belanghebbende verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de basisregistratie personen staat ingeschreven, schort het college de betaling van de uitkering op.
Geen opschorting vindt plaats:
indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de uitkering;
indien de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
Het college doet schriftelijk mededeling van de opschorting aan de belanghebbende, en geeft daarbij de gelegenheid tot adreswijziging in de basisregistratie personen binnen een door het college te stellen termijn.
De opschorting wordt beëindigd zodra het aan het college gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat. Indien de afwijking ook na de krachtens het derde lid gestelde termijn nog bestaat, herziet het college het besluit tot toekenning van de uitkering, of trekt het deze in, met ingang van de eerste dag waarop de betaling van de uitkering is opgeschort.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(26-06-2024)
|
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
|
wijziging |
10-07-2013 |
28-11-2013 |
||||||
|
wijziging |
04-10-2012 |
13-10-2012 |
||||||
|
wijziging |
29-11-2007 |
14-12-2007 |
||||||
|
nieuw |
13-12-2000 |
26-06-2001 |
||||||